Historia intellectualis

1. Auctores
Arnoldus Sleepstaf (compilator)
Joannes Tourneur (hospes)
Nicolaus Helminey

2. Bibliotheca: manuscripta
a. anonyma

b. liturgica
- Collectarium Cartusianum
      ■ Sint-Andries-Brugge, Sint-Andriesabdij Zevenkerken O.S.B., Pretiosa 681

c. opera monachorum Antverpiensium et Lirensium
- Arnoldus Sleepstaf O.Cart.: Lectionarium
- Nicolaus Helminey O.Cart.: Formula spiritualium exercitiorum sive mediationum, in gratiam novitiorum

d. opera monachorum non-Antverpiensium et non-Lirensium
- Joannes Tourneur O.Cart. : Hoe dit convent van Ons Vrouwe van gratie der ordenen van den chartroesen gemenlick genoemt Tschuete es gefundeert buyten Brussele2
      ■ Den Haag, Koninklijke Bibliotheek (Nationale Bibliotheek van Nederland), 71 G 253

e. opera auctorum non-cartusiensium

f. opera ex indicibus codicum manuscriptorum

g. opera e donationibus testamentisque

3. Bibliotheca: impressa
• Thomas a Kempis Can.A.: Opera et vite fratris Thome de Kempis
Nürnberg: Kaspar Hochfeder, 1494.XI.294

  • 1. Volledige beschrijving van het handschrift
    praeliminaria
    Deze door mij vooral vanuit historisch oogpunt aangepaste beschrijving van het onderstaande handschrift berust grotendeels op het onderzoek ervan door emer. prof. dr. J.P. Gumbert (Universiteit Leiden, Faculteit der Letteren). Vermoedelijk in een brief van 14 augustus 1971 werd Gumbert door Dom J.D. Broeckaert o.s.b. (Sint-Andriesabdij, Brugge) verzocht dit kartuizer collectarium codicologisch te onderzoeken. Uit de brief van Gumbert aan Broeckaert op 4 maart 1975 blijkt dat op voornoemd verzoek op dat ogenblik nog niet was ingegaan. Gumbert stelde in dat schrijven voor om het handschrift gemakkelijkheidshalve voor onderzoek naar de Universiteitsbibliotheek van Leiden over te brengen. Dit gebeurde op 3 april 1975 volgens het uitleenformulier van de abdijbibliotheek. Op 7 augustus 1975 schrijft Gumbert aan Broeckaert dat het handschrift — althans enkele bladzijden ervan — werd gefotografeerd. Uiteindelijk stuurt hij de beschrijving van het handschrift op 18 juni 1976 naar pater Henri van Doorslaer o.s.b. refererend aan het voormalig verzoek van diens ordebroeder Broeckaert en met de aanbeveling “pour une étude plus approfondie je dois vous renvoyer à deux spécialistes de matières Cartusiennes, M. Jean de Grauwe, Borrestraat 7, 9120 Destelbergen, et M. Frans Hendrickx, Koetsweg 166, 3200 Kessel-Lo, qui vous sont connus peut-être”. Op 10 september 1982 ontving ik van Dom Van Doorslaer een samengevatte versie van de hiernavolgende uitgebreide beschrijving van het manuscript. – © Frans Hendrickx.

    bibliotheca: Sint-Andries-Brugge, Sint-Andriesabdij Zevenkerken O.S.B.
    codicis numerus: Pretiosa 68 (olim Pret.2)
    foliorum numerus: 85 f.
    origo: Het Kiel (Antwerpen 1), kartuizers
    datatio: s. XVd
    possessores: Lier, kartuizers
    annotatio
    Omdat de kalender het meest overeenkomt met die van Doornik, alhoewel hij ook enkele Atrechtse eigenaardigheden vertoont, en een paar initialen in bordure zijn opgemaakt volgens de Gents-Brugse stijl, was Gumbert van mening dat dit handschrift herkomstig zou kunnen zijn uit een kartuizerklooster in West-België, met name Brugge of Gent die beide behoorden tot het bisdom Doornik. Antwerpen behoorde echter deels tot het bisdom Luik, deels tot het bisdom Kamerijk. Van de Antwerpse personen die er worden vermeld, zijnde [Henricus] Helwaghen, Johannes Alenus en Johannes Attenderne die tot de oorspronkelijke redactie van het manuscript behoren (f. 80v), alsook Johannes van Delft en dominus Reinerus die er later werden bijgevoegd (f. 81), kende hij alleen Helwaghen. De samenhang van genoemde personen met de Kielse kartuis, met uitzondering van Helwaghen, was hem niet bekend. Het kartuizerkarakter van dit manuscript blijkt onder meer uit de vermelding van typische kartuizerfiguren in de kalender zoals Bruno en de beide Hugo's van Grenoble en Lioncoln, alsook uit aanhalingen van liturgische regelingen ex cartusia (f. 65), uit apart behandelde tricenaria (f. 79-80) en uit de verwijzing naar het officium capituli generalis (f. 80) [6]. Vervolgens worden er personen vermeld die in verband kunnen worden gebracht met het kartuizerklooster op Het Kiel bij Antwerpen, gesticht in 1324. Eigen aan dit klooster zijn de regelingen voor de herdenking van enkele weldoeners (f. 80v-81): de Duitse koopman Henricus Hel(le)waghen († 1333) [7], de pastoor van Wuustwezel Joannes Al(l)eyn († 1351) die bij testament het klooster het nodige geld ter beschikking stelde om elk jaar nieuwe kleren te kopen [8] en Joannes (de) Attenderne die onder het prioraat van Gerardus van Oorderen (?-1336/1338?) [9] met zijn geld pachtgronden in Merksem voor de kartuis opkocht. [10] In deze passage is echter ingrijpend gecorrigeerd, hele stukken zijn weggeradeerd, en de namen van Joh. Delft en dominus Reinerus zijn toegevoegd. [11] Wellicht betreffen deze personen de donaat Joannes van Delft († c. 1479) wiens taak het was om de inkomsten van de kartuis te innen [12] en één van de twee domini, normalerwijs monniken met de naam Reynerius die in de loop van de 17e eeuw als hospes in het inmiddels, in 1543, naar Lier verhuisde Kielse klooster hebben verbleven: met name Reynerius Abeneron (1605-† 1609) [13] of Reynerius van Essche (1664-1677?).[14] – © Frans Hendrickx.

    Descriptio (J. P. Gumbert) [1] [Ex archivo proprio Francisci Hendrickx]
    Perkament, 85 folia, ca. 175 mm x ca. 125 mm, moderne band. Schutblad (ongefolieerd) met enkele woorden in laat schrift (zeker niet vóór midden 16e eeuw).
    Tabula materiarum
    F. 1-6 Ternio
    Ingericht voor 31 regels (maar steeds ook een regel onder en/of boven het kader) op 136 mm x 85 mm. Schrift: hybrida. Rode lombarden.
    • KARTUIZERKALENDER: zie Hugo van Grenoble 1.4., Bruno 6.10 (achteraf toegevoegd op rasuur of correctie), Hugo van Lincoln 17.11.
    - Vergelijking met de kalenders in Strubbe-Voet toont dat de kalender in de diocesen Atrecht-Doornik-Kamerijk thuishoort (zie bijv. Petrus martyr 29.4., Cyricus en Julita 16.6., Ludovicus 25.8.), en wel het meest met die van Doornik overeenkomt (zie Vincentius rood 22.1., Gregorius rood 12.3., Margaretha 20.7.), hoewel ook Atrechtse eigenaardigheden voorkomen (Anna 26.7., Nazarius 28.7).
    - Enkele heiligen worden door Strubbe-Voet ook voor Luik, Keulen, Trier opgegeven (bijv. Presentatio + Columbanus 21.11.).
    - Op het eigen klooster slaan: Dedicatio ecclesie nostre 7.5. [2], Festum reliquiarum 8.11 [3], Commemoratio nostrorum 9.11. [4], Catharina van Siena 6.5. (f. 3) lijkt achteraf toegevoegd te zijn.
    F. 7-84 Negen quaternionen (7-14, 15-22, etc. -78) en een ternio (79-84).
    Ingericht voor 18 regels op ca.108 mm x ca. 81 mm (maar katern 7-14: 19 regels op ca.114 mm x 81 m). Schrift: textualis formata, in verschillende afmetingen. Merk op dat voor elke regel schrift twee lijnen zijn getrokken, kenmerk voor extra zorgvuldige handschriften.
    Vele geel ingekleurde hoofdletters. - Rode en blauwe lombarden (op de plaats waar zij moeten komen zijn met potlood eerst de letter r voor rood of voor ruber resp. b voor blauw of blaveus geschreven, goed te zien bijv. f. 22, 24.). - Lombarden met penwerk: f. 8v, 10v, 11 goud met bleek bruinrood penwerk; f. 31, 33v, 35v, 36, 39v, 40v, 43, 48 blauw met krachtig rood penwerk. - Gouden initialen met rode (of blauwe), wit gehoogde achtergrond: f. 28, 29v, 30v, 32, 41v. - Twee initialen, opgenomen in bordure in ‘Gents-Brugse stijl’: f. 7.
    Er zijn dus 3 groepen in de versiering: bordure, en verder gouden lombarden met penwerk, in de f. 7-27v, maar alleen in het begin van dit deel; gouden initialen op kleur, en verder blauwe lombarden met penwerk, in het deel f. 28-42v; alleen blauwe l. met rood p. aan het begin, in de delen 43-47v, 48-81.
    Correcties: herhaaldelijk, bijv. f. 9, 68v in hybrida, 9v in textualis, 77 in humanistisch schrift.
    • LIBELLUS AD SACERDOTIS CATHEDRAM [5], f. 7-31v. Van de Advent via Pasen (f. 28) tot Sacramentsdag. Merk op: f. 29v, ten tijde van Hemelvaart, wordt de lezer die Kerkwijding zoekt door een latere aantekening naar f. 31v verwezen, waar zij na Sacramentsdag behandeld is; f. 30v: zekere gebeden non sunt hic posite quia dicuntur ad dexteram cornu altaris.
    • [LIBELLUS AD SACERDOTIS CATHEDRAM]: PROPRIUM SANCTORUM, f. 32-42v. Van Andreas (30.11.) tot Saturninus (29.11.). Merk op: Hugo van Grenoble 1.4. (f. 4); f. 35 Dediacatio (in de kalender 7.5., te vieren op zondag na Kruisvinding 3.5.); Gordianus 10.5., Nereus 12.5.; Ludovicus 25.8. (f. 39); Hugo van Lincoln 17.11. (f. 42).
    • [LIBELLUS AD SACERDOTIS CATHEDRAM]: COMMUNE SANCTORUM, f. 43-47v.
    • [ORIDNARIUS], f. 48-81. Beginblad uitgescheurd! Merk op: f. 60v maakt onderscheid tussen sacerdos en nos, f. 61-64v een gedeelte met muziek.
    • MODUS CELEBRANDI SINE NOTA, f. 81-82v: een regeling afgekondigd door de Grande Chartreuse.
    • f. 82v-83 latere toevoeging van enkele teksten (met andere initialen); hiernaar wordt verwezen in marginale aantekeningen op f. 31v, 40.
    • f. 83v-84v vacant.
    Datatio
    Naar schrift en versiering de laatste decennia van de 15e eeuw.

    Addenda (F. Hendrickx)
    In fronte
    Papier, dekblad en twee ongefolieerde schutbladen.
    Dekblad en eerste schutblad recto: blauw kiezelmarmerpapier (tussen het kiezelpatroon bruin met hier en daar rood).
    Eerste schutblad verso: onbeschreven
    Tweede schutblad recto: in de rechterbovenhoek onder elkaar de oude signatuur Pret. | 2; in het midden van de onderhelft de bibliotheekstempel bestaande uit een dubbele cirkel met in de buitencirkel het omschrift BIBLIOTHECA STI ANDREAE en met in de binnencirkel een schetsmatige voorstelling van de abdij bestaande uit een centrale toren met kruis en twee westtorens.
    In corpore
    Perkament, moderne potloodfoliëring.
    Het eerste blad van het boekblk is ongefolieerd en langs de buitenkant aan de sneezijde ca. 30 mm afgesneden. Misschien was dit oorspronkelijk het voorplat van een perkamenten band. Op de keerzijde bovenaan worden onder elkaar zeven probationes pennae aangetroffen in verschillende handen waarvan vijf leesbaar: Labor (gecentreerd) | Deus noster (aan de linkermarge) | no (onder de twee laatste letters van de vorige pennenproef) | vier a-letters (rechts van de twee vorige pennenproeven schuin oplopend) | mate[r] (aan de linkermarge).
    In extremo
    Twee ongefolieerde schutbladen en een dekblad.
    Tweede schutblad verso en het dekblad zijn beplakt met hetzelfde sierpapier als voorin.
    Tegumentum
    Moderne kartonnen band overplakt met een crèmekleurig papier. Op de rug tussen twee evenwijdige lijnen in zwarte Chinese inkt, boven en onder, viermaal twee goudgestempelde geometrische vormen (friesjes) in tegengestelde stand en gescheiden door een lijn in gouddruk.

    [1]Textus originalis in appendice.
    [2] Jos Benaer (Gemeentelijk Studiegenootschap Hernse kartuis) vestigde op 17.09.2012 mijn aandacht op de viering van de Kerkwijding in de Lierse kartuis op 7 mei ([Timmermans 2011b]134) — waarvoor dank —, vermeld onder de titel Dediacatio ecclesie nostre celebratur prima dominica post inventionem Sancte Crucis.
    [3] Zie ook [Timmermans 2011b]332 onder de titel Festum reliquiarum, candelarum, quatuor coronatorum.
    [4] Alsook [Timmermans 2011b]333 onder de titel Theodorici martiris, Commemoratio fratrum nostrorum, missa.
    [5] H. Van Doorslaer betitelde het handschrift naar de titel van deze eerste tekst, J. P. Gumbert gaf het manuscript een meer inhoudsomvattende benaming.
    [6] Op dezelfde bladzijde wordt er ook verwezen naar het Officium Cluniacensium (f. 80).
    [7] Hij bekostigde de bouw van de kerk, de kapittelzaal, de refter, de keuken, het gastenhuis bij de keuken, een gedeelte van de muur langs de Schelde, en de oprichting van een cel: zie [Delvaux & De Grauwe 1993a]682, 688; [Timmermans 2011b]83, 404. Volgens Delvaux en De Grauwe, refererend aan een andere archivalische bron, stierf deze weldoener in 1334; alleszins overleed hij op 21 maart ([Timmermans 2011b]83).
    [8] Zijn sterfdag was 26 december; hij werd begraven vóór de trappen van het hoofdaltaar in de kartuizerkerk: [Delvaux & De Grauwe 1993a]690; [Timmermans 2011b]405.
    [9] [PCBR 1999]dl. 1, 250 (nr. ALM049). Hij stierf in een niet nader gekend jaar op 28 januari ([PCB 1976]116 en [Timmermans 2011b]29), volgens deze laatste verwijzing en [Delvaux & De Grauwe 1993a]687 toen hij prior van de Brugse kartuizers was. Maar alleszins komt hij niet voor in de lijst van de prioren die Genadedal hebben bestuurd ([De Grauwe 1978a].
    [10] Zie [Delvaux & De Grauwe 1993a]688. Hij overleed op 17 september ([Timmermans 2011b]276, 405).
    [11] Deze toevoegingen werden aangebracht door een hybrida-hand; trouwens ook de geradeerde stukken reeds, naar met ultraviolet licht te zien is.
    [12] PB Anvers 84; [Delvaux & De Grauwe 1993a]703; [PCBR 1999]dl. 1, 271 (nr. ALD044).
    [13] Volgens PB Anvers 90 en PB Bois-le-Duc 240, zou hij een profes van het kartuizerklooster Sint-Sophia in Vught zijn geweest. Luidens vermeldingen in [PCBR 1999]dl 1, 266 en dl 2, 543 (nr. NLM086), in het Obituarium van Lier op datum van 8 november ([Timmermans 2011b]332), zijn overlijdensdatum, alsook in Petrus de Wals Collectaneum rerum gestarum et eventuum Cartusiae Bruxellensis cum aliis externis tum patriae tum ordinis, dl. 3, f. 73v — waarop Tom Gaens mijn aandacht vestigde, waarvoor dank — was hij een professus domus Monachorum. [PCB 1976]288 (nr. 2520). Blijkens [De Backer 2012a]164 (nr. 224) zou zijn (voor)naam bovendien vermeld staan in een necrologium van de Keulse kartuis, die een gebedsbroederschap onderhield met het Arnhemse huis ([Grams-Thieme 1991]361). Nochtans vermeldt het necrologium volgens PB Monichusen 56, zijn overlijden niet, niettegenstaande hij een profes van dit huis zou zijn geweest. Ook is de datum van zijn professie niet gekend. Bovendien merkte Tom Gaens een twijfelachtige vermelding op in c. 1610, met name: Obierunt ... Domnus Reynerius Abenabon, professus domus Sanctae Sophiae in Gueldria, hospes in domo Lirae (geciteerd in AC 100:27:4, 110). Sint-Sophia lag niet in het hertogdom Gelre. Het zou natuurlijk ook kunnen dat de scriba van het generale kapittel, waarschijnlijk een Fransman, zich niet heeft vergist in de naam van het professiehuis van Abeneron, maar wel in de benaming van de landstreek waarin het was gelegen. Naar mijn bescheiden mening is de samenhang tot dusver alleszins niet duidelijk. Vandaar dat hij als een spurium kan worden beschouwd in de bewonerslijst van Vught.
    [14] Hij was een profes van Leuven (1631), waar hij sacrista en vicaris is geweest, welke laatste functie hij ook uitoefende in de kartuis te Herne van 1661 tot 1664. Na zijn verblijf in Lier werd hij waarschijnlijk in 1677 prior van zijn professiehuis (tot 1680). Hij overleed er als gewone monnik in 1682. Zie: PB Louvain 61 en 93; [Delvaux 1972b]1487; [PCBR 1999]dl. 2, 352 (nr. LoM132).

  • 2. Deze kartuizer, in Scheut geprofest anno 1546, verbleef in 1562 zeven weken tijdens de maanden augustus-september als hospes in de kartuis van Lier waar hij de kroniek van zijn professiehuis naar het Nederlands vertaalde.
  • 3. Schematische beschrijving van het handschrift s. v. Joannes Tourneur.
  • 4. bibliotheca: Paris, Bibliothèque nationale de France
    sectio: Réserve des livres rares
    impressi numerus: D 711
    origo: Lier, kartuizers ("Ad Carthusien. Lyrna")
    possessores: Van den Block Henri, bibliofiel en kapelaan van de collegiale Sint-Michiel en Sint-Goedele te Brussel, overleden in 1807 (B. Linnig, Bibliothèques & ex-libris d’amateurs belges aux XVIIe, XVIIIe et XIXe siècles, Paris 1906, 112-113 (= Bibliothèque internationale des ex-libris)
    biblio: Delaveau, Martine & Yann Sordet (dir.), Édition et diffusion de l'Imitation de Jésus-Christ (1470-1800). Études et catalogue collectif des fonds conservés à la Bibliothèque Sainte-Geneviève, à la Bibliothèque nationale de France, à la Bibliothèque Mazarine et à la Bibliothèque de la Sorbonne, Paris 2011, 166-167 (nr. 40)
    internexus: GW M46672 - ISTC it00352000 - USTC 749420