Calci/Tubbergen

Aangezien er in de tweede helft van de negentiende en in het begin van de twintigste eeuw steeds meer Vlaamse en vooral Nederlandse jongelui bij de kartuizers intraden, ontstond bij een groep Nederlandse katholieken de idee een petitie te sturen naar de prior-generaal waarin gevraagd werd een kartuis te bouwen in Nederland. In 1925 werd dit verzoek opgesteld, ondertekend door de bisschoppen, de provinciaals van de belangrijkste orden en congregaties en vele politici en magistraten. Het antwoord van het generaal kapittel was negatief: de tijd was nog niet rijp voor een stichting in Nederland. Intussen bleef Hendrik J.J. Scholtens (1895-1978), politicus en kartuizervorser, de spilfiguur van de beweging die ijverde voor de terugkeer van de kartuizers naar Nederland. Hij werd geholpen door enkele vrienden en had zelfs reeds enkele gemeenten aangesproken voor een mogelijke vestiging. In 1938 probeerde hij opnieuw, maar de oorlog stuurde alles in de war. In 1946 publiceerde hij een oproep in De Maasbode om een stichting op te richten. In september van dat jaar kwam de Stichting Dionysius de Kartuizer tot stand. De doelstelling bestond erin gelden verzamelen voor de bouw van een kartuis in Tubbergen (Overijssel) met als patroonheilige Sint-Jozef. Vanaf dat ogenblik kwam tweemaal per jaar een bulletin uit, O Bonitas, waarin veel gegevens over de stichting en over het kartuizerleven werden opgenomen. In 1949 verscheen het boekje De Kartuizers terug naar Nederland, uitgegeven door de stichting en het Geert Groote Genootschap.1 Intussen had de orde besloten een Nederlands-Vlaamse communiteit samen te brengen in de kartuis van Calci in 1946. De bedoeling was in het Nederlands geestelijke leiding te bezorgen aan Nederlandse en Vlaamse jongeren die reeds ingetreden waren of van plan waren kartuizer te worden. Jammer genoeg werd dit geen succes. Na 15 jaar waren er slechts 4 geprofeste koormonniken en geen enkele broeder. In 1961 zag de orde zich verplicht deze communiteit te ontbinden en de monniken werden verspreid over de andere huizen. Het generaal kapittel van 1971 besliste definitief af te zien van een nieuwe stichting en te vragen aan de Dionysius de Kartuizer Stichting haar activiteiten te staken. In 1972 verscheen het laatste bulletin O Bonitas, nr. 44 onder de titel Het einde van een ideaal. In hetzelfde jaar werd de stichting opgeheven. Van het ingezamelde geld werd een bedrag overgemaakt aan de Katholieke Universiteit van Nijmegen om historisch werk over de geschiedenis van de kartuizers te financieren. Van het resterende bedrag ging de helft naar de orde en de andere helft naar een aantal Nederlandse katholieke instellingen.2 – © [Gaens & De Grauwe 2006]142-143.

  • 1. [Lambres 1949].
  • 2. Dit utopisch project was een droom van de Nederlandse kartuizervorser H.J.J. Scholtens en enkele medestanders. Archiefstukken m.b.t. de gemeenschap te Calci werden indertijd door Jan De Grauwe overgemaakt aan de Grande Chartreuse, waarvan de auteur Van Schaik voor zijn boek uitgebreid gebruik maakte. De Grauwe heeft zelf altijd geweigerd over het onderwerp te schrijven, wegens zijn te grote betrokkenheid bij het project. Het Archief van de Stichting Dionysius de Kartuizer (1946-1978) bevindt zich in het Katholieke Documentatie Centrum van de Radboud Universiteit in Nijmegen. Bouwplannen voor het nieuwe klooster te Tubbergen van de Nederlandse architect Hendrik Willem Valk (1886-1973) bevinden zich in het Archief van architectenbureau Valk in 's-Hertogenbosch en Rosmalen (1913-1973), bewaard in het Brabants Historisch Informatie Centrum in 's-Hertogenbosch. – © Tom Gaens.