Organizatio

1. Summa administratio
Capitulum generale et Definitorium
Alle prioren worden jaarlijks uitgenodigd om gedurende drie dagen deel te nemen aan het generale kapittel dat in de Grande Chartreuse wordt gehouden. Nochtans is deze algemene vergadering van de prioren niet het hoogste gezagsorgaan in de orde. Door een electoraal systeem in twee trappen komt men tot de verkiezing van een kleine groep uit de vergaderende prioren en de leden van de communauteit der Grande Chartreuse. De groep telt acht leden behoudens de prior-generaal die deze van rechtswege voorzit. Zij vormen het definitorium. Dit is de hoogste autoriteit van de orde gedurende het generale kapittel.1 Het heeft alle macht: wetgevend, uitvoerend en disciplinair. De prioren die er geen deel van uitmaken, hebben geen enkele macht. Zij zijn er alleen om het definitorium inlichtingen te verschaffen, indien daartoe de noodzaak bestaat, in het kader van te nemen beslissingen. Op de derde dag, 's avonds, worden de besluiten van het definitorium gepromulgeerd in de Cartae Capituli Generalis. Vanaf dat ogenblik verliezen de definitoren hun macht en worden zij terug de prioren die zij waren vóór het generale kapittel, tenzij het definitorium in verband met één van hen anders heeft beslist. Tijdens de periode tot het volgende generale kapittel bestuurt de prior van de Grande Chartreuse de orde. Geen enkele definitor kan op een volgend generaal kapittel nog eens definitor zijn. De acht definitoren veranderen elk jaar.
...

2. Monachi generaliter
Hoe werd men een kartuizer? Als men zich aangetrokken voelde tot het kloosterleven bood men zich bij de prior aan met het verzoek om novice te mogen worden. Men moest tenminste twintig jaar zijn, kunnnen lezen en zingen. Na een proefperiode (probatio) werd men toegelaten tot het noviciaat en onder de hoede geplaatst van een oudere monnik. Ongeveer 80% van de mensen die zich aanbieden als novitii bij de orde zal uiteindelijk geen kartuizer worden. De duur van de periode als novice is lang: terwijl in de meeste ordes men rekent in orde van maanden, kan het bij de kartuizers meer dan zeven jaar duren.
Voor een koormonnik houdt dit in:
- minimum drie maanden postulaat (gewoonlijk na voorbereidende retraites)
- twee jaar noviciaat
- de “kleine professie” of tijdelijke geloften voor drie à vier jaar (gedurende deze periode is de jonge monnik nog gebonden aan het noviciaat)
- hierna worden de tijdelijke geloften voor twee jaar vernieuwd, maar nu leeft de novice samen met de andere monniken, die hun plechtige geloften reeds hebben afgelegd
- na deze periode van zeven jaar, beslissen de overige monniken of de definitieve en plechtige geloften mogen volgen. Oorspronkelijk bestond er geen novicenmeester, maar iedere beginneling kreeg een oudere monnik toegewezen, die de door hem geschonken vorming aan de mogelijkheden van de kandidaat aanpaste. Stilaan hebben de eeuwen een homogene geesteshouding en een traditie voor het inwendig leven gecreëerd. Van bij zijn intrede is de monnik eenzaam en enigszins overgeleverd aan zijn eigen keus: hij heeft dus hulp, bescherming en richtlijnen nodig van ervaren monniken. Eén van de meest moeilijke elementen van het kartuizerleven is de eenzaamheid. Dit punt is de beste toetssteen om de roeping van de beginnelingen na te gaan. De uitwendige eenzaamheid wordt gerealiseerd door het slot en het leven in de cel. De eisen ervan zijn streng want ze leggen een bijna volledige afzondering van de wereld op met, in het klooster, een strikt gereglementeerde stilte. Dat alles heeft slechts tot doel de inwendige eenzaamheid te bevorderen. De kartuizer probeert zijn geest zo ver mogelijk verwijderd te houden van alles wat niet ten dienst staat van de essentie van zijn kartuizerleven. De eerste opsteller van de kartuizerstatuten, Guigo, vijfde prior van La Chartreuse, schrijft: " Dat uw hart niet verontrust worde en geen vrees koestere; hier is de ware rust. Hij geniet ervan die zich niet laat afleiden noch dwingen. Hij heeft zichzelf in handen en bewaart zichzelf in zijn eigen macht".
...

3. Monachi officiales
Administrator
..
Antiquior
...
Coadjutor
...
Initiator
...
Prior
De kartuizerorde kende geen abten2. Aan het hoofd van een kartuizerklooster stond een prior. Hij werd gekozen door en uit de koormonniken van het huis of van een ander klooster wanneer in het huis zelf geen geschikte kandidaat werd gevonden. Elk jaar, op de vierde zondag na Pasen wanneer de prioren van alle kloosters naar de Grande Chartreuse werden ontboden om in een generaal kapittel met elkaar de stand van zaken (bestuurlijk, wetgevend en rechterlijk) in de orde te bespreken, diende hij zijn bestuursambt ter beschikking te stellen van het definitorium, het uit de algemene vergadering verkozen centrale beslissingscollege. Dit wil zeggen dat de prior in alle nederigheid ontslag diende te nemen (misericordiam petere), om het eventueel mogelijk te maken dat hij niet meer in zijn functie werd hersteld om redenen van bijvoorbeeld slecht bestuur, omwille van gezondheidsproblemen of in het geval van een overplaatsing. In geestelijke aangelegenheden besliste hij nagenoeg zelf en maakte zijn richtlijnen dienaangaande bekend aan de verzamelde monniken in het wekelijks gehouden kapittel. In bestuurlijke en financiële zaken werd hij bijgestaan door de procurator en de vicaris die hierbij op het zakelijk beleid van hun overste toezicht hielden.
...
Procurator
Zoals gezegd stond deze de prior bij in het tijdelijk bestuur van de kartuis. De prior bepaalde in principe het beleid in stoffelijke aangelegenheden; de procurator die door de prior uit de monniken van het huis werd gekozen, voerde dat beleid uit. Oefende hij op zijn overste een zekere controle uit inzake inkomsten en uitgaven, ook hij was aan zijn superieur regelmatig rekenschap verschuldigd betreffende de financiële toestand van de kartuis; want tenslotte hij kocht en verkocht goederen, welke activiteiten hij soms zelfs aan anderen overliet om in zijn naam te handelen. Een specifieke opdracht van de procurator was de dagelijkse leiding van de familia, bestaande uit de lekenbroeders en knechten die in het benedenhuis (domus inferior) woonden. Hier functioneerde hij als de plaatsvervanger van de prior. Hij gaf ze opdrachten, verdeelde het werk en zorgde dat het geldverkeer bij hun bedrijvigheden in goede banen werd geleid en terechtkwam bij de prior. Ook behartigde de procurator hun geestelijk welzijn in hun wekelijks kapittel; als hij van oordeel was dat op een schuldbekentenis een genoegdoening moest volgen, maakte hij de schuldbelijdenis over aan de prior die eventueel een straf uitsprak. De procurator had dus geen correctionele bevoegdheid.
...
Rector
Het ambt van prior werd waargenomen door een rector wanneer een kartuis tijdelijk zonder prior was doordat deze was overleden of bij visitatie werd afgezet wegens daden die niet strookten met goed geestelijk en zakelijk bestuur. Ook werd een rector aangesteld tijdens de periode die voorafging aan de incorporatie van een nieuwe stichting in de orde. Hij was in al deze gevallen dus een voorlopige overste.
...
Sacrista
De sacrista was verantwoordelijk voor het onderhoud van de kerk, de altaren en de liturgiche gewaden. Ook luidde hij de klok om de officies aan te kondigen. Bovendien had hij aanvankelijk de zorg voor de bibliotheek: hij hield het boekenbezit van het klooster op peil en voorzag wekelijks de monniken van het nodige schrijfinstrumentarium om de nodige werken te kopiëren.
...
Senior
...
Vicarius
De vicaris staat de prior in zijn bestuur ter zijde en was zijn plaatsvervanger bij diens afwezigheid. In deze was zijn taak louter raadgevend en waarnemend. Samen met de procurator zag hij toe op het financieel beleid van de prior. In de dagelijkse praktijk bij aanwezigheid van de prior was zijn ambt geen grote noodzakelijkheid. In het bijzondere geval van het bestuur van een kartuizerinnenklooster deelde de priorin met hem de leiding van haar convent.
...
Visitator (c.q. Convisitator)
...

4. Fratres
Conversus
...
Donatus
...
Prebendarius
...
Redditus-clericus
...
Redditus-laicus
...

5. Alii residentes
Hospes
...
Laicus extraneus
...

6. Casus extraordinarii
Apostata
...
Dimissus
...

7. Provinciae
Definitio et hisoria
Le terme ‘provincia’ a été utilisé offrciellement pour la première fois au chapitre général de 1301 ... [Ex archivo proprio Francisci Timmermans]. – Vide appendicem.

Provinciae in Pagis Inferioribus3
- Provincia Picardiae
...
- Provincia Picardiae remotioris
...
Provincia Teutonoiae
...

8. Visitationes
...

  • 1. De beslissing om het hoogste gezag in de orde te beperken tot een afgebakende groep werd genomen bij de defintieve — maar niet eerste — oprichting van het generale kapittel in 1155, alhoewel de prioren toen nog maar met zijn veertienen waren. Gedurende de eerste eeuw van dit systeem bestond het definitorium uit vier prioren van het generale kapittel en vier monniken van de Grande Chartreuse. Maar toen vanaf het midden van de 13e eeuw er ongeveer vijfenveertig prioren in het generale kapittel zetelden, terwijl de communauteit slechts twaalf monniken telde, heeft men beslist dat het definitorium vooral moest bestaan uit prioren. Sedert 1255 telde dit zes of zeven prioren en slechts twee of een monnik. — Zie M.Laporte, Grande Chartreuse (La), in: Dictionnaire d'histoire et de géographie ecclésiastiques, 21 (1986), kol. 1105.
  • 2. Zie desondanks Dom Vincenzo Dinelli, een vermeende abt in de kartuis te Rome (1726).
  • 3. Conspectus visitatorum et convisitatorum Provinciarum Picardiae, Picardiae remotioris, Teutoniae 1346-1783 [Ex archivo proprio Francisci Timmermans]. – Vide appendicem.
    Continuatio syllabi venerandorum PP. DD. Visitatorum Provinciae Flandro-Belgicae sacri Ordinis Cartusiensis 1627-1777 (Gent, Archief van de Paters Dominicanen, Fonds Andere kloosterorden, nr. 2799 - A. M Bogaerts & Em. Cresens, Inventaris van het Dominicaans archief, dl. 2, Leuven 1977, 300) [Ex archivo proprio Francisci Timmermans]. – Vide appendicem.