Biblio
De litteraire nalatenschap van de kartuizers in de Nederlanden, in: Ons geestelijk erf, 25 (1951), 9-43
[Scholtens 1951a]

Aanteekeningen over Vondel en de kartuizers, in: Studia Catholica. Gewijd aan godgeleerdheid, wijsbegeerte en aan algemeen wetenschappeljke vraagstukken, onder theologische en philosophische belichting, 5 (1929), 300-307

[Scholtens 1929b]
De archieven van het voormalige karthuizerklooster bij Geertruidenberg, in: Taxandria. Tijdschrift voor Noordbrabantsche geschiedenis en volkskunde , 47 (1940), 113-129
[Scholtens 1940c]

De chartreuse bij Dijon en haar kunstenaars, 1379-1411, in: Oud-Holland. Driemaandelijks tijdschrift voor Nederlandse kunstgeschiedenis, 81 (1966), 119-144, ill.
[Scholtens 1966]
De priors van het kartuizerklooster Nieuwlicht bij Utrecht, in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, 53 (1929), 302-357
[Scholtens 1929a]

Kartuize Sinte-Sophia bij 's-Hertogenbosch, sedert 1625 voortgezet in Antwerpen (ca. 1466 - 1577), in: Albert Gruijs (ed.), Kartuizen in de Nederlanden (1314-1796). Klein monasticon en literatuuroverzicht van de geschiedenis der Zuid- en Noordnederlandse kartuizen (= De Kartuizers en hun Delftse klooster, ed. R. Rothfusz & A. J. H. Rozemond), Delft, 1975, 221-225
[Scholtens & Gruijs 1975c]
De kartuizers bij Geertruidenberg, in: Bossche bijdragen. Bouwstoffen voor de geschiedenis van het bisdom 's-Hertogenbosch, 18 (1945), 10-122, 2 ill.

[Scholtens 1945]

Het kartuizerklooster Dal van Gracien buiten Brugge, in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis gesticht onder de benaming Société d'émulation te Brugge, 83 (1947), 133-201

[Scholtens 1947a]

Amsterdam (Willem Symonsz van), kartuizer, overleden te Utrecht 3 april 1517, in: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, 8 (1930), 26

[Scholtens 1930f]
De Calvarie-groep te Antwerpen, toegeschreven aan Jacob Cornelisz. van Oostsanen, in: Oud-Holland. Driemaandelijks tijdschrift voor Nederlandse kunstgeschiedenis, 73 (1958), 233-235
[Scholtens 1958b]
Iets over de bouwgeschiedenis en het kunstbezit van de chartroise te Utrecht, in: Jaarboekje Oud-Utrecht, 1953, 47-57, ill.
[Scholtens 1953c]
Het Roermondsche kartuizerconvent in de zestiende eeuw, in: Publications de la Société historique et archéologique dans le Limbourg, 76 (1940), 91-121
[Scholtens 1940a]

De kartuizers bij Zierikzee, in: Haarlemsche bijdragen. Bouwstoffen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 53 (1936), 165-226
[Scholtens 1936a]

De kartuizer Petrus Dorlant en de Elckerlijc-problemen, in: Ons geestelijk erf, 26 (1952), 281-300

[Scholtens 1952b]

Gozewijn Comhair, karthuizer en bisschop van IJsland († 1447). Een bijdrage tot zijn biographie, in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, 52 (1926), 101-173, 1 ill.

[Scholtens 1926a]

Het Sint Anna-altaar van de Delftsche kartuizers, in: Haarlemsche bijdragen. Bouwstoffen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 56 (1938), 156-158

[Scholtens 1938a]

Het te Napels bewaarde Kersttafereel van Jacob Cornelisz van Oostzamen, in: Oud-Holland. Driemaandelijks tijdschrift voor Nederlandse kunstgeschiedenis, 73 (1958), 198-211, 2 ill.

[Scholtens 1958a]
Maastricht (Bartholomeus van), of de Traiecto, in: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, 7 (1927), 819-821

[Scholtens 1927]
De kartuizer Bartholomeus van Maastricht, in: Ons geestelijk erf, 15 (1941), 98-104
[Scholtens 1941]
Jan van Brederode, convers der karthuizers bij Diest, in: Historisch tijdschrift, 3 (1924), 8-29
[Scholtens 1924b]

De priors van het kartuizerklooster Monnikhuizen bij Arnhem, in: Archief voor de geschiedenis van het aartsbisdom Utrecht, 56 (1932), 1-80
[Scholtens 1932a]

Amsterdam (Pieter van), kartuizer, leefde in de 1e helft der 16de eeuw te Leuven, in: Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, 8 (1930), 25-26

[Scholtens 1930e]
Het Delftsche kartuizerconvent, in: Haarlemsche bijdragen. Bouwstoffen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 60 (1948), 271-282
[Scholtens 1948]

Jan van Brederode en Johanna van Abcoude, in: Jaarboek van het Oudheidkundig Genootschap Niftarlake, (1928), 73-82
[Scholtens 1928]