Historia brevis rerum generalium
Pagina's
[Gruijs 1975b]225-226 : Kartuize Sint-Bartholomaeus in Jeruzalem bij Delft, 1470-1572 (DomusVallis Sancti Bartholomei in Jerusalem prope Delft, Domus Delphensis)
Na de belangwekkende artikelen van J. P. Gumbert1, H. H. Vos2, J. G. N. Renaud3, A. H. Huussen c.s.4, P. Biesboer5, R. J. Pollmann6 en P. A. van Nieuwstadt7, in dit werk kunnen wij hier volstaan met een kort overzicht. Het klooster lag ten zuidwesten van de stad buiten de Waterslootpoort. De stichting werd voorbereid in 1469. Frank van Borselen, graaf van Oostervant, de laatste gemaal van Jacoba van Beieren, trad op als stichter en grote weldoener. In 1470 is een viertal initiatores naar Delft gekomen, onder anderen uit Herne bij Edingen en Gent, o.l.v. de voortreffelijke rector Simon van der Schueren
, een monnik van het huis bij Gent. D. Gaspar van der Stock
, tot dan toe procurator van de kartuize te Scheut, kwam hem te Delft in hetzelfde ambt terzijde staan. In 1471 kon het generaal kapittel der orde de nieuwe nederzetting incorporeren. Tegelijkertijd verkreeg het klooster toen zijn naam en is de rector de eerste prior geworden. Vanaf 1491, toen de Delftse oud-prior Jan Schullinc
was aangewezen om in Leuven een nieuwe stichting te verwezenlijken, zijn er vruchtbare betrekkingen blijven bestaan tussen de huizen van Delft en Leuven.
In de jaren 1530 en 1532 leed het huis aanzienlijke schade aan goederen door overstromingen en in 1536 door een stadsbrand. Er kwamen jaren, waarin het klooster – evenals dat van Noordgouwe bij Zierikzee – zich niet meer kon onderhouden. Doch onder het prioraat van Bartholomaeus Streng
(1555-1561), die we ook reeds bij het Zeeuwse huis hebben leren kennen, is aan de gebouwen veel verbeterd. Sint-Bartholornaeus in Jeruzalem heeft slechts ruim een eeuw kunnen bestaan. In 1572 werd het klooster met andere gebouwen, die buiten de stadswallen lagen, als veiligheidsmaatregel gesloopt om te voorkomen dat de vijand er bij een aanval op de stad gebruik van zou maken. Het convent is uitgeweken en verspreid over huizen in de Zuidelijke Nederlanden en in het Rijngebied.
Over de martelgang van de sacrista Joost van Schoonhoven
die daarbij in handen viel van de geuzen, kan men uitvoerig lezen in het artikel van pater Pollmann in dit boek. D. Jan van der Essche
, die vanaf 1569 prior was geweest, is in 1577 of '78 in ballingschap gestorven.