Nomina et circumscriptiones geographicae
1. Nomina
• [Vallier 1891]151:
C[artusia] Brugensis.
C[artusia] Vallis Graciae (Gratiae).
Chse de Ste de la Val de Grâce.
Chse de Ste de la Vallée de Grâce.
• [De Grauwe 1978a]1191:
1320: den dale van gratien bi brugghe.
1320: den dale van gracyen van der hoordenne van den chaertreusen bi brugghe.
1320: saertereusen.
1321: convente van den godshuse dat men heet dal van gratien bi brugghe.
1321: dal van gratien van der ordine van den chaerterousen by brugghe.
1327: chaertereusen van dien huse die men heet dal van gratien.
1340: Vallis gratie iuxta brugas ordinis carthusiensis.
1351: chaerteruesen van brugghe.
1353: domus vallis gratie iuxta brugis.
1353: huuse van den dale van gracien bi brueghe van der ordine van charterousen.
1420: sartrouzen buten brucghe.
1452: saertreusen van bi brucghe.
1531: couvent du Val de Grace.
1539: Sartruesen by Brugghe.
1553: chartruesen gheseyt tdal van gratien.
1555: chaertruesen by Brugghe ghezeyt tdal van gracien.
1563: chaertruesen clooster neffens Brugghe gheseyt tdal van gratie.
1576: clooster vande chaertruessen ghezeydt tdal van gratie buten Brugghe.
1586: cloostere vanden Chartruesen binnen Brugghe.
1680: domus Cartusiae monachorum Brugis.
1695: clooster van Chartruesen binnen Brugghe.
1714: cartruese.
1765: paters chartruisen in Brugghe.
1770: chartreusen clooster in Brugghe.
1784: couvent van de geweesene chartreusen binnen de stadt van Brugghe.
1788: gesupprimeerde clooster der chartreusen.
1788: couvent supprimé des chartreux a Bruges.
1796: carthuysers.
• [De Grauwe 1985a]39:
domus Brugis.
domus monachorum Brugis.
domus prope Brugis.
• [Goffin 1991a]49:
1320: den dale van gratien bi brugghe.
1321: convente van den godshuse dat men heet dal van gratien bi brugghe.
1340: vallis gratie iuxta brugas ordinis carthusiensis.
1351: chaerteruesen van brugghe.
1353: domus vallis gratie iuxta brugis.
1353: huuse van den dale van gracien bi brueghe van der ordine van charterousen.
• [De Grauwe 2005c]108:
1320: den dale van gratien bi brugghe.
1340: vallis gratie iuxta brugas ordinis carthusiensis.
1420: sartrouzen buten brucghe.
1531: couvent du Val de Grace.
1555: chaertruesen by Brugghe ghezeyt tdal van gracien.
1680: domus Cartusiae monachorum Brugis.
1770: cha(e)rtreusen clooster in Brugghe.
1784: couvent van de geweesene chartreusen binnen de stadt van Brugghe.
2. Circumscriptiones geographicae
• Ecclesia
- 1380-1390/95: urbanistiche obediëntie van Rome (moederklooster in Seitz1) tijdens het Westers Schisma.2
- 1390/95-1410: clementijnse obediëntie van Avignon (moederklooster Grande Charteuse) tijdens het Westers Schisma.
- tot 1559: bisdom Tournai.3
- vanaf 1559: bisdom Brugge.
• Ordo4
- 1318-1332: Provincia Burgundiae.
- 1332-1380: Provincia Picardiae.
- 1380-1390: Provincia Alemanniae Inferioris (urbanistische obediëntie).5
- 1390-1410: Provincia Picardiae (clementijnse obediëntie).
- 1411-1474: Provincia Picardiae Remotioris.6
- 1474-1783: Provincia Teuoniae.
• Res publica
Graafschap Vlaanderen, achtereenvolgens onderdeel van het hertogdom Bourgondië (1384-1506), van de Zeventien Provinciën (1506-1598) , en van de Habsburgs-Spaanse (1598-1713) en Habsburgs-Oostenrijkse Nederlanden (1713-1789).
• Topogrphia7
Bij de aanleg van de tweede stadsomwalling rond Brugge in 1297 wordt de op 3,5 km noordoostelijk gelegen parochie van Sint-Kruis in twee gesplitst: een deel binnen en een deel buiten Brugge (extra muros), dat de ‘Paallanden’8 werd genoemd9. In Sint-Kruis-buiten-Brugge vestigden zich de kartuizers buiten de stadsmuur10, maar nog binnen de stadspalen11, tussen de Kruis- en Speipoort op een stuk grond12, het Coolstick genaamd13 (3 gemeten en 1 lijn groot14), langs een aardeweg die later in de 17e eeuw het kercke wegelken, in de 18e eeuw de kercke wegh ofte lyckwegh werd geheten, en heden de Julius Delaplacestraat is geworden.15 Het kloosterdomein behoorde toe aan de kerkelijke heerlijkheid van het Proosse, waarvan het parochiegebied van Sint-Kruis één van de voornaamste was.16 In deze zin werd onmiddellijk na de stichting van de kartuis met het Sint-Donaaskapittel een overeenkomst getroffen verbonden aan de toelating om op de plaatsen van hun grondgebied, die de kartuizers hadden bezet, een klooster, een kerk, woningen en andere noodzakelijke gebouwen op te ricnten.17 © – Frans Hendrickx.
- 1. Huidige Žiče in Slovenië.
- 2. In de Kerk duurde het Westers of Groot Schisma van 1378 tot 1417. De eenheid werd in de Orde hersteld in 1410 vóór het officiële einde van het schisma in de Kerk in 1417. Zie: [Chartreux 2007a]130-133, [Le Blévec 2002]37.
- 3. [Goffin 1991a]23 (nr. 2 op de kaart).
- 4. [De Grauwe 2005c]108, [De Grauwe 2005p]96, [De Grauwe 1985a]39.
- 5. In [Gaens & De Grauwe 2006]96 laten de auteurs de urbanistische periode eindigen in het jaar 1395.
- 6. Vanaf 1474 Provincia Teutoniae genoemd ([De Grauwe 2005p]95).
- 7. [Gaens & Hendrickx 2009]42, [De Grauwe 2005c]108, [Goffin 1991a]52, [De Grauwe 1985a]39.
- 8. Dit zijn de buiten de muren van Brugge gelegen aanhorigheden. Zie E. Verwijs & J. Verdam, Middelnederlandsch woordenboek, dl. 6, ’s-Gravenhage 1907 [fotomechanische herdruk 1969], 25.
- 9. https://id.erfgoed.net/themas/14623.
- 10. https://id.erfgoed.net/themas/14623.
- 11. https://id.erfgoed.net/themas/8869.
- 12. https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/8869.
- 13. Wellicht duidt dit op een stuk land (Verwijs & Verdam, dl. 7, 1912 [fotomechanische herdruk 1971], 2361, 4) waarop kolen, in uitgebreider zin groenten (Verwijs & Verdam, dl. 3, 1804 [fotomechanische herdruk 1969], 1696 en 1836 s.v. Coolgaert, d.i. moestuin) werden gekweekt.
- 14. [Declercq 2018]56 en 63, [Roose 1996c]13, 24 (n. 18); [Vandemeulebroucke 1965]40-41, [Vandemeulebroucke 1967]217. – Volgens landmaten geldig in het Brugse Vrije omgerekend naar moderne afmetingen: ca.14.745 m² of 1, 35 ha (Declercq, Roose). [De Grauwe 1980a]11, 13 maakt een foute omrekening naar ca. 5.900m² (0,59 ha).
- 15. https://id.erfgoed.net/themas/8866.
- 16. https://id.erfgoed.net/themas/8869. – Het ‘Proosse’ was een kerkelijke heerlijkheid van de Proosdij van Sint-Donaas, die een aantal lenen bezat waarvan het bestuur met instemming van de proost werd waargenomen door magistraten met volledige rechtsbevoegdheid. De andere kerkelijke heerlijkheid van de proosdij was het ‘Kanunnikse’, die ook een aantal lenen bezat waarvan het bestuur werd uitgeoefend door kanunniken van het Sint-Donaaskapittel met een beperkter rechtsmacht.
- 17. De voorwaarden waaraan te allen tijde moest worden voldaan, waren: de jaarlijkse schenking van vijf pond bijenwas voor de aanmaak van kaarsen, een vierde van de offergiften in twee betalingen per jaar en een vierde van de inkomsten uit begrafenisdiensten ([Declercq 2018]60-61).