Dionysius Van den Eynde

Twee korte verwijzingen in de Origines Carthusianorum Monasteriorum1, waarvan de auteur stellig anoniem wilde blijven, naar het Antwerpse kartuizerklooster van Sint-Sophia als zijn domus professionis 1743 en naar de stad Antwerpen als zijn locus natalis, hebben geleid tot zijn identificatie. Hij is ongetwijfeld de kartuizer Dionysius Van den Eynde die op 25 december 1714 in Antwerpen het levenslicht zag en in de kartuis aldaar op 5 februari 1743 zijn professie deed. In 1781 was hij als sacrista de medeondertekenaar van de kloosterrekeningen voor dat jaar. Zijn overlijdensdatum is niet geweten. Vermoedelijk leefde hij nog altijd in 1791. Dit zal blijkbaar wel zo geweest zijn, aangezien 1790 het laatste jaartal is dat in zijn werk wordt vermeld. Misschien was hij zelfs nog in 1794 in leven, het jaar waarin definitief werd afgezien van het voortbestaan van de kartuis. In 1793-1794, tien jaar na de officiële opheffing van de kartuis in 1783, trachtten de kartuizers een nieuwe doorstart van hun kloosterleven bij de overheid te bekomen, hetzij in de oude kartuis van Lier, hetzij in het Antwerpse huis. Waarschijnlijk heeft hij in het kader van deze poging zijn betoog vervaardigd om de historische grootsheid van de Katuizerorde in het licht te stellen tot ondersteunig van het verzoek aan de autoriteiten om de kartuis te laten voortbestaan, nadat al zovele kartuizerkloosters voorgoed werden gesloten. Maar tevergeefs!

Deze verhandeling is een compendium van de Kartuizerorde, dat mogelijk tussen 1790 en 1794 tot stand kwam. Het bestaat uit vier boeken. Het eerste boek (p. 1-115) bespreekt de herkomst van de naam ‘kartuizer’, voert de lofredenen op de kartuizers door een aantal pausen en de lofprijzingen van de Orde door bekende geestelijke schrijvers ten tonele, verhaalt de stichting van de Grande Chartreuse met een opsomming van de priors-generaal, lijst de niet meer en nog bestaande kloosters op en weidt uit over de oorsprong en de staat van de kartuizerinnen in de Orde. Het tweede boek (p. 116-183) beschrijft opnieuw de Grande Chartreuse, bevat traktaten over de huishouding van een kartuizerklooster, over de omgang met gastmonniken, over het houden van het generaal kapittel, over het wel of niet gebruiken van vlees en beëindigt met een lijst van de provincies. Het derde boek (p. 184-264) handelt over kartuizers die ooit abt, bisschop of kardinaal zijn geweest. Het vierde boek (p. 265-366) bevat een overzicht van de kartuizerkloosters volgens de zestien provincies, alsook een klaagdicht, de heilige Bruno in de mond gelegd, over de ondergang van de vele kartuizen. Op het einde worden gegevens verstrekt over het aantal kartuizerkloosters en het aantal kartuizers vóór en na de opheffing: vóór de opheffing telde de Orde 257 mannen- en 16 vrouwenkloosters, verdeeld in 16 provncies, 2050 monniken, 1030 conversen en donaten, 170 monialen; na de opheffing bleven er nog slechts 134 mannen- en 3 vrouwenkloosters over. Dit compendium is bijzonder waardevol, temeer daar de auteur steeds zijn bronnen citeert.

Aan het einde van het voornoemde treurdicht van Bruno over de verdwijning van de vele kartuizerkloosters werpt hij zich in een paar poëtische bewoordingen op als iemand die, gezien de precaire toestand waarin de Orde zich bevond, een opdracht te vervullen heeft: “Dic[e] ut templa tuus Vasseur recidiva reponat ... Et tu desine velle preces effundere plures”. Door zich op vermomde wijze tuus Vasseur te (laten) noemen wordt duidelijk gerefereerd aan de roemrijke Ephemerides Ordinis Cartusiensis van de grote kartuizerhistoriograaf Leo Le Vasseur († 1693). Zijnerzijds hoopt Dionysius met zijn Origines in dezelfde lijn het herstel van de opgeheven huizen in beweging te kunnen zetten, wat zijns inziens veel meer effect zal opleveren dan alleen maar herhaaldelijk te bidden om dit doel te bereiken.

Biblio + : Prosopo Cartusiani BE - D

© Frans Hendrickx

  • 1. Schematische beschrijving van het handschrift
    bibliothea
    Brussel, Konnklijke Bibliotheek van België
    sectio
    Handschriften
    codicis numerus
    16495
    paginarum numerus
    [2]-368-[1] p. (i.h.b. p. 9[f. 5r]-361[f. 181r]).
    auctor
    "tuus Vasseur" [Van den Eynde Dionysius O.Cart.]
    origo
    Antwerpen 2, kartuizers (Sint-Sophia)
    datatio
    1790-1794
    possessores
    - Gasparoli J. M. M. († 1814), bibliofiel en kanunnik van de parochie Onze-Lieve-Vrouw ten Hemel Opgenomen te Antwerpen
    - Van Hulthem Charles Joseph Emmanuel
    biblio
    - Bibliotheca Hulthemiana ou catalogue méthodique de la riche et précieuse collection de livresz et de manuscrits délaissés par M. Ch. Van Hulthem, dl. 6: Manuscrits, Gand 1837, 134 (nr. 479)
    - Cat. KB Brussel, dl. 6, 1906, 163 (nr. 3853)
    - - Catalogue d’une belle collection de manuscrits, tant sur velin que d’autres, dont la vente se fera à Anvers, mercredi 3 septembre 1823, [Anvers 1823], 12 (nr. 80)
    - [Hendrickx 1984c]
    annotatio
    Auctor
    Door zich op vermomde wijze tuus Vasseur te noemen verwijst de auteur naar de kartuizerannalist Leo Le Vasseur († 1693), in wiens voetsporen hij met zijn uit vier boeken bestaande historiografie van de Kartuizerorde treedt. Hij identificeert zich als geboortig van Antwerpen, waar hij in 1743 in het kartuizerklooster werd geprofest. Ongetwijfeld is deze de kartuizer Dionysius Van den Eynde die op 25 december 1714 in Antwerpen het levenslicht zag en in de kartuis aldaar op 5 februari 1743 zijn professie deed ([PCBR 1999]dl. 2, 408-409, nr. AnM017). In 1781 was hij als sacrista de medeondertekenaar van de kloosterrekeningen voor dat jaat. Zijn overlijdensdatum is niet geweten. Vermoedelijk leefde hij nog altijd in 1791. Dit zal blijkbaar wel zo geweest zijn, aangezien 1790 het laatste jaartal is dat in zijn werk wordt vermeld. Misschien was hij zelfs nog in 1794 in leven. In 1793-1794, tien jaar na de officiële opheffing van de kartuis in 1783, trachtten de kartuizers tevergeefs een nieuwe doorstart van hun kloosterleven bij de overheid te bekomen, hetzij in de oude kartuis van Lier, hetzij in het Antwerpse huis ([Delvaux & De Grauwe 1993b]749-750).
    Folia / Paginae
    Het manucript is zowel gepagineerd als gefolieerd. J. Van den Gheyn, die de folionummering volgt (zie biblio: Cat. KB Brussel), komt hierdoor tot een andere indeling: f. 5r-181r (p. 9-361) bevatten het voornaamste deel van het werk.
    Titulus
    J. Van den Gheyn heeft aan het handschrift, dat blijkbaar geen duidelijke hoofding heeft, deze titel gegeven. Daarom heeft hij deze in zijn beschrijving tussen verkante haken geplaatst (zie biblio: Cat. KB Brussel). – © Frans Hendrickx.