Dom Vincenzo Dinelli, een vermeende abt in de kartuis te Rome (1726)
Scriptum additum d.d. 10.06.2008
Bij het opstellen van de lijsten van de procurators-generaal van de kartuizerorde1, stelde ik vast dat Dom Vincentius Dinelli in 1726 abt was gewijd door paus Benedictus XIII. Dat intrigeerde me, want bij de kartuizers zijn er geen abten.
Dom Vincenzo Dinelli trad binnen in de kartuis van Lucca in 1682 en deed er het jaar daarop professie. Reeds in 1689 werd hij door de prior-generaal benoemd tot coadjutor in het huis van Rome. Deze benoeming werd bevestigd door het generale kapittel van 1690. Op 23 augustus 1724 werd hij prior van dit klooster en tevens procurator-generaal van de Orde. Hij bleef dit tot in 1734, toen hij tot prior van zijn professiehuis te Lucca werd benoemd. Tijdens het generale kapittel van 1744 werd hem op dringend verzoek misericordia verleend wegens zijn hoge leeftijd en zijn erge ziekten (graves suas infirmitates). Hij overleed als procurator van Lucca op 23 september 1745. Hij moet zeker 83 jaar oud zijn geweest. Hij werd abt gewijd door paus Benedictus XIII op 16 juni 1726, dus nog geen twee jaar na zijn benoeming tot procurator-generaal.
Voor zover we kunnen nagaan, is er in zijn leven niets geweest dat hem de eer van een abtswijding waardig maakte. Als kartuizer abt worden, was eigenlijk bijna absurd. Toch is het gebeurd. Van Dom Gabriël van Dijck uit de Grande Charteuse kreeg ik een tip. In het Summarium chronologicum rerum memorabilium ad historiam Ordinis Cartusiensis pertinentium staat niets over Dom Vincenzo Dinelli, noch ad annum 1726, noch ad annum 1745. Er staat evenwel op 4 februari 1727 het volgende te lezen: “Benedictus Papa XIII edidit Breve in quo laudavit humilitatem R.P. Prioris Cartusiae qui titulum et dignitatem Abbatis recusaverat” (Paus Benedictus XIII gaf een Breve uit waarin hij de nederigheid loofde van de Prior van de Grande Chartreuse die de titel en waardigheid van abt had afgewezen). Daarbij maakte Dom Gabriël van Dijck de volgende opmerking: “4 februari 1727, minder dan een jaar na de abtswijding van Dom Vincenzo, heeft de paus deze wijding aan beiden misschien aangeboden? De ene aanvaardt, de andere weigert”. Dit kan heel goed waar zijn, maar dat zegt nog niets over de reden van zijn abtswijding.
Bij mijn verdere zoektocht naar gegevens over Dinelli kwam ik eerst terecht bij Dom Georgius Schwengel.2 Hij wordt er driemaal vermeld op volgende wijze: “Obiit 1746 D. Vincentius Dinelli, professus et Procurator domus Lucae, alias Prior eiusdem domus et domus Romae necnon Procurator Generalis Ordinis”. Er wordt nergens iets geschreven over zijn abtswijding. Hij is ook niet terug te vinden bij hetgeen Schwengel schrijft over de Monachi Illustres van de Orde. Dat hij abt werd, schijnt dus zeker geen eerbewijs te zijn geweest in de ogen van de kartuizers. Bij Dom Benedetto Tromby3 die nochtans zeer veel schrijft over alle mogelijke vermeldenswaardige gebeurtenissen uit de Orde, staat evenmin over hem iets te lezen. Uit de Cahier A-v 182a Chartreuse de Lucques van Dom Palémon Bastin in de archieven van de Grande Chartreuse, kreeg ik ook van Dom Gabriël van Dijck volgende tekst: “Obiit 1746 D. Vincentius Dinelli ... n’a aucun bénéfice, preuve que l’ordre n’était pas content de lui. Il avait obtenu un titre d'Abbé ce qui est contraire à nos usages. Ce qui n'empêche pas le nécrologe de Florence de donner son obiit en ces termes pompeux: Obiit 23 sept. 1745 D. Vincentius ... qui ultra 63 annos vixit in ordine habens plenum cum psalterio monachatum et missam de Santissimo Nomine Jesu et alteram de Beata Maria per totum ordinem”.
Het eerste document beschrijft de abtswijding en is gedateerd te Rome op 8 maart 1727. Joannes Baptista Gamberucci, titulair aartsbisschop van Amaseno4, huisprelaat van de Paus, assistent bij de Pauselijke Stoel, prefect van de apostolische ceremonies, brengt ter kennis dat Dom Vincentius Dinelli, prior van de kartuis van Onze-Lieve-Vrouw der Engelen te Rome wegens zijn voortreffelijke verdiensten (habita eximiorum eiusdem meritorum ratione) abt gewijd werd door paus Benedictus XIII met de assistentie van de abten Dom Gallus Gallucio, abt van de H. Agatha der Goten in Rome, procurator-generaal van de congregatie van Montevergine5, en van Dom Alexander Benedictus de Geerowschi, cisterciënzerabt van het klooster Beldzoviensi in Poznan (Polen)6 op 16 juni 1726, d.i. de eerste zondag na Pinksteren, feest van de H. Drie-eenheid, op solemnele wijze met mijter en staf, namelijk als volgt: Dom Dinelli met de mantel en het schoudermanteltje van witte kleur met baret, is naar voren gekomen om de voeten van de Paus te kussen. Na ontvangen te hebben de halve laarsjes, de sandalen, het amict boven een superplie, de albe, het cingulum, de stool en de witte koorkap, knielde hij opnieuw voor de Paus en legde de eed van trouw, gehoorzaamheid, onderworpenheid en eerbied af. Dan volgt de beschrijving van het verloop van de H. Mis zoals dat nu nog bij die gelegenheid gebruikelijk is, maar toen zeer waarschijnlijk met meer ceremonieel. De plechtigheid duurde twee uur.
De uitvoerige beschrijving van deze ceremonie geeft geen enkele aanduiding waarom hij die eer mocht ontvangen. De verwijzing naar de eximia merita is een pure cliché. We hebben er het raden naar welke die wel mochten zijn.
De twee brieven van de Habsburgse keizer Karel VI (tweede en derde document) hebben een bijna eensluidende inhoud: “Gij, Dom Vincent, hebt gedurende de chaotische tijden die we nu beleven steeds uw trouw en volgzaamheid betoond tegenover ons. We twijfelen er niet aan dat gij steeds toegewijd zult blijven aan onze belangen. Wij schenken u en uw Orde onze keizerlijke genade”. De eerste brief, gedateerd 3 maart 1734, is geadresseerd aan Honorabili, Religioso, devoto Nobis dilecto Vincentio Dinelli, Carthusianorum Ordinis Procuratori Generali. De tweede brief, gedateerd 26 februari 1735, is deze keer geadresseerd aan Religioso devoto Nobis dilecto Vincentio Dinelli, ordinis Carthusianorum Priori Lucae. De keizer wist dus goed welke functie Dinelli uitoefende in de orde op die twee tijdstippen.
Ook deze brieven geven geen inzicht in de reden van de abtswijding. Alleen leren we hieruit dat hij een goede faam had aan het keizerlijke Hof. Karel VI was onder meer vorst van een stuk van Italië. Heeft Dinelli iets kunnen doen voor Karel VI in Rome? We bevinden ons hier op politiek terrein en dat is voor ons terra incognita.
We kunnen alleen maar besluiten dat we nergens een afdoende reden gevonden hebben voor deze eer abt te worden gewijd. Dom Vincenzo zal zich zeker gevleid gevoeld hebben bij deze uitzonderlijke eer, maar daarvoor heeft hij wel de kartuizergewoonten met de voeten getreden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de Orde gewoon deze abtswijding genegeerd heeft.
Drie documenten7
Eerste document
JOANNES BAPTISTA GAMBERUCCI Dei et Apostolicae Sedis gratia Archiepiscopus Amasenus, SSmi Domini nostri Papae Praelatus domesticus, et Pontificio Solio Assistens, in utroque Signatura Referendarius, et Apostolicarum Caeremoniarum Praefectus.
UNIVERSIS, ac singulis praesentes nostras testimoniales Literas inspecturis facimus, atque testamur ad majorem Dei gloriam Reverendissimum P.D. Vincentium Dinelli Priorem Carthusiae Sanctae Mariae Angelorum de Urbe, totiusque Ordinis Carthusiensis Procuratorem generalem habita eximiorum eiusdem meritorum ratione, fuisse a SSmo Dno Nostro D.Benedicto Divina Providentia Papa XIII,cum assistentia Reverendissimorum PP. Abbatum, P.D. Galli Gallucio Abbatis Sanctae Agathae Gothorum de Urbe, Procuratoris generalis congregationis Montis Virginis, et P.D. Alexandri Benedicti de Geerowschi Abbatis Cisterciensis In Monasterio Beldzoviensi in Posnania Poloniae, die XVI Junii Anni MDCCXXVI Dominica prima post Pent. Festo SS. Trinitatis, in privato Sacello Palatii Apostolici Vaticani in honorem Deiparae Virginis in Coelum assumptae a S. Pio V magnifico extructo, solemniter more Abbatum cum Mitra, et Baculo pastorali benedictum; hoc modo videlicet: Indutus praefatus Rmus Vincentius Dinelli, Praelatitio suae Congregationis habitu, Manteletto scilicet, ac Mozetta coloris albi cum biretto, accessit ad osculum Pedum eiusdem SSmi Dni Nri Papae, ad quos provolutus, ea, qua pare rat, veneratione, illos grati animi debita tantae Majestati significatione osculatus fuit. Mox Caligis, Sandaliis, Amictu supra Cottam, Alba, Cingulo, Stola, ac Pluviali albo acceptis, coram Sanctitate Sua iterum genuflectens, juramentum Fidelitatis, Obedientiae, Subjectionis, et Reverentiae juxta Formulam sibi traditam, eidem SS. Dno Nro praestitit. Ad interrogata Suae Beatitudinis juxta SS. Patrum doctrinam flexis genibus respondit: Cum eadem Sanctitate Sua in initio Missae Confessionem peragit, postquam ad suum uterque, SSmus nempe Dominus noster, et memoratus Rmus P. Dinelli, Altare accessere; ubi iste, deposito Pluviali, Crucem pectoralem, Tunicellam, Dalmaticam, Planetam, necnon Manipulum sumpsit; atque assistentibus sibi jugiter praefatis Rmis Abbatibus celebrationem Missae cum Sanctitate Sua usque ad Graduale inclusive est insimul prosecutus; Tum ad sinistram Sanctissimi sese prostravit, sicque permansit, donec una cum Psalmis Litanias, Preces, et Orationes juxta Pontificale Romanum recitandas Papa complevit. Absolutis his stetit ab accubitu, et flexis genibus ante Beatitudinem Suam, recepit a Sanctissimis eius manibus Librum Constitutionum, seu Regularum Sancti Brunonis, et Baculo, ac Annulo benedictis insignitus ad propriam Capellam redivit: ibique legit Alleluia cum sequenti, Evangelium, et Symbolum. Ad Offertorium praeter Intorticia, duo spanes, et duo barilia vini, quorum duo extrinsecus auro, et duo argento delinita Summo Pontifici deflexo poplite obtulit. Deinde ante appositum sibi scabellum reliquum prosequens Missae officium, Pacem, et SSmae Eucharistiae sub unica tantum Panis specie Sacramentum accepit. His vero peractis eidem D. Abbati imposita fuere a SSmo Dno Nro Mitra auriphrygiata, et Annulus pontificalis una cum Chirothecis; qui dein pastorali Baculo accepto in faldistorio sedit: Hinc surgens, S. Pii V Sacellum, praecedentibus Monachis Carthusiensibus, et Montis Virginis, et Clericis, aliisque de more, ingenti confluentis populi multitudini Benedictionem impertiendo, circuivit. Rediens autem ad Altare majus expletis omnibus per duarum circiter horarum spatium, elata voce, ex eodem Altari ad populum se convertens, et tertio super eum signans, Pontificali more Benedictionem est elargitus: Postea flexis genibus Summum Pontificem cum triplici acclamatione Ad multos Annos, ut moris est, salutavit. Legit tandem apus suum Altare Evangelium currentis Dominicae, eoque finito Pontificalibus exutus Paramentis, rursus Manteletto et Mozzetta indutus, medius inter Abbates Assistentes accessit ad osculum Pedum SSmi, quos pluries religiosissime deosculatus, immortales gratias egit. In quorum omnium fidem has praesentes testimoniales Literas manu nostra subscriptas, nostroque sigillo munitas, expediti mandavimus. Romae die VIII Mensis martii Anni MDCCXXVII.
Tweede document
CAROLUS SEXTUS Divina favente Clementia Electus Romanorum Imperator Semper Augustus.
Honorabilis Religiose devote dilecte! Benigne Nobis complacuit in votivis ad annuam Christi nati celebritatem, Religiosos erga Nos fidei, devotionis et obsequii sensus vestros intueri. Nulli etiam dubitamus fore, ut pro frequentibus nunc in turbida hac rerum ac temporum crisi occasionibus devotum hoc in rationes Nostras studium vestrum fervidis ad Dominum Exercituum precibus, ac praeclaris alias argumentis luculenter porro comprobare conemini, noscentes ita de Nobis una cum toto Religioso Ordine vestro optime promereri posse, et Gratiam Nostram Caesaream Vobis, dictoque vestro Ordini clementer confirmamus.
Datum in Civitate Nostra Vienna die tertia Martii anno millesimo septingentesimo trigesimo quarto, Regnorum Nostrorum Romani vigesimo tertio, Hispanicorum trigesimo primo, Hungarici et Bohemici pariter vigesimo tertio.
(ondertekend) Carolus
(geadresseerd aan) Honorabili, Religioso, devoto Nobilis dilecto Vincentio Dinelli, Carthusianorum Ordinis Procuratori Generali
Derde document
CAROLUS SEXTUS Divina favente Clementia Electus Romanorum Imperator semper Augustus.
Religiose devote dilecte! Grato Nobis argumento fuerunt votivae Vestrae, quibus ad annuam Nati pacifici Salvatoris Solemnitatem Nobis turbidas inter Belli aerumnas, humillimam constantis in Nostras Sancti Imperii rationes fidei et devotionis tesseram exhibuistis. Benigne confidimus Vos nullam omissuram esse occasionem, quin idem in Nos studium devote promoveritis, et usui avide daretis, de benevola protectionis Nostrae Imperiales munificentia vicissim securi, gratiam Nostram Caesaream Vobis confirmamus.
Datum in Civitate Nostra Vienna die vigesima Sexta Februarii anno millesimo Septingentesimo trigesimo quinto, Regnorum Nostrorum Romani vigesimo quarto, Hispanicorum trigesimo Secundo, Hungarici et Bohemici pariter vigesimo quarto.
(ondertekend) Carolus
(geadresseerd aan) Religioso devoto Nobis dilecto Vincentio Dinelli, ordinis Carthusianorum Priori Lucae
- 1. [De Grauwe 1999b]
- 2. [Schwengel 1982b]289. [Schwengel 1983e]dl. 2, 288, 311.
- 3. Benedetto Tromby, Storia critico-cronologica diplomatica del patriarca S. Brunone et del suo Ordine Cartusiano, 22 dln. [Analecta Cartusiana, 84], Salzburg 1981-1983.
- 4. Amasya in Noord-Turkije, hoofdstad van de gelijknamige provincie in het Zwarte Zeegebied.
- 5. Eertijds een benedictijnencongregatie gesticht in 1118. Zie K. Birnbacher, 'Montevergine', in: Lexikon für Theologie und Kirche, 6 (19983), 443-44.
- 6. We konden deze abdij niet identificeren.
- 7. Ik heb in mijn bezit kopieën van drie documenten betreffende de abtswijding van Dom Vincenzo Dinelli. Ze zijn afkomstig uit de archieven van de oude Certosa di Calci te Pisa (opgeheven in 1969) en werden me vele jaren geleden overhandigd door wijlen Dom André Kokx. — Ik geef de volledige vertaling niet van deze documenten, maar vermeld wel hun inhoud.