Historia brevis rerum generalium
[Gaens & De Grauwe 2006]109-110 : Monnikhuizen bij Arnhem, ca. 1342-ca. 1584 (Domus Gelriae)
Het domus beatae Mariae in Monichusen werd gesticht door hertog Reinoud II van Gelre, als boetedoening voor de slachtpartij die hij aanrichtte tijdens de oorlog met Luik, maar ook naar de wil van zijn overleden moeder, gravin Margaretha van Vlaanderen. In 1335 moeten er reeds kartuizers geweest zijn, want Reinoud schenkt in dat jaar ruime middelen aan de sartoisen tot Monickhuysen voor de bouw van het klooster. De eigenlijke stichtingsakte dateert echter uit 1342, wanneer hertog Reinoud II en zijn vrouw Eleonore van Engeland, zus van koning Edward III, landerijen, tienden en een jaarlijkse rente schenken aan de nieuwe kartuis. De eerste monniken kwamen waarschijnlijk uit Keulen, Koblenz en Trier.
Tijdens de oorlog tussen Reinoud III en zijn broer Eduard in de periode 1350-1360 moesten de kartuizers hun klooster verlaten. Maar toen Eduard uiteindelijk hertog van Gelre werd, beleefde het klooster onder de Keulse profes Hendrik Egher van Kalkar (prior van 1368 tot 1373) een enorme heropleving. Het klooster speelde onder zijn prioraat een belangrijke rol bij het ontstaan van de Veluwepolder door middel van bedijking en waterorganisatie door aanleg van dammen en sluizen. Hendrik Egher van Kalkar studeerde en doceerde in Keulen en Parijs en was kanunnik in Keulen en Düsseldorf vóór hij intrad in de Keulse kartuis. Hij groeide uit tot één van de bekendste kartuizerauteurs en van de meest invloedrijke personen in de orde. Na zijn prioraat te Monnikhuizen werd hij rector van de nieuwe kartuis van Roermond, prior van de Keulse kartuis (1378-1384) en prior te Straatsburg (1385-1396). Op vijf generale kapittels was hij definitor, van 1375 tot 1395 was hij eveneens visitator van de provincie Alemania inferior, en daarnaast visiteerde hij ook nog de Franse, Boheemse en Moravische kloosters. De monnik en auteur speelde bovendien een belangrijke rol in het geestelijke leven in de Nederlanden, net als zijn opvolger, Henricus van Coesfeld (prior van 1373 tot 1376), een profes van Monnikhuizen, en ook nog prior te Geertruidenberg (1378-1381 en 1401-1410) en Zelem (1394-1401), convisitator (1404-1406) en visitator (1406-1410). Onder prior Henricus van Coesfeld leefde de Deventerse prediker Geert Grote, de grondlegger van de Moderne Devotie, een tijdje in Monnikhuizen. Ontstaan in de stedelijke milieus van de Hanzesteden Deventer, Zwolle en Arnhem, bestond deze beweging, naast lekenwerking, uit de zgn. broeders en zusters van het Gemene Leven, en kloostervertakkingen van tertiarissen en van reguliere kanunniken verenigd onder het kapittel van Windesheim.
De kartuizen van Amsterdam en het Duitse Wesel werden vanuit Monnikhuizen gesticht; initiatores werden uitgezonden naar Luik, Amsterdam, Wesel en Vught bij 's-Hertogenbosch.
In de eerste decennia van de vijftiende eeuw zette de grote culturele bloei zich voort met de schrijvers Alphardus de Hollandia (prior van 1408 tot 1423 en visitator van 1405 tot 1422), Adolphus de Essendia (profes van Trier en hospes te Monnikhuizen van 1431 tot 1435), voorvechter van het Rozenkransgebed dat in de Trierse kartuis was ontstaan, Henricus de Hassia (prior van 1424 tot 1426 en visitator van 1418 tot 1426), en ook de monnik Albertus Kivet, bekend als schrijver, kopiist en illuminator.
Hoewel in het begin van de zestiende eeuw de periode van bloei voorbij was, bleef het klooster een zekere belangrijkheid hebben in de orde, ondanks een enkele strubbeling en opgelegde disciplinaire maatregel. In 1572 en 1580 werden echter met de godsdienstoorlogen grote gedeelten van het klooster verwoest. De monniken doken onder in particuliere huizen binnen de stad, maar in 1585 werden zij gedwongen deze te verlaten.