Carolus Lee

Biographia1
Benjamin Lee werd op 22 juni 1674 geboren uit anglicaanse ouders in een dorpje van het graafschap Middlesex nabij Londen. Hij deed zijn humaniora aan de St Paul’s School te Londen en studeerde nadien verder aan het Trinity College te Oxford. Hier weigerde hij de eed van gehoorzaamheid aan het anglicanisme af te leggen. Ten gevolge van deze daad kon hij de graad van magister artium niet behalen. Hij zwoer het anglicanisme af en bekeerde zich tot de katholieke godsdienst. Vervolgens ging hij naar het English College te Dowaai (Douai) waar hij zijn filosofische studies beëindigde en een cursus in de theologie volgde, na deweke hij er gedurende enkele jaren onderricht gaf in de lagere klassen. In 1695 of 1696 wenste hij in te treden bij de kartuizers in Nieuwpoort. Maar hij bleef er niet lang omdat de verfoeilijke houding van de monniken jegens hun prior Joannes-Baptista Van Horenbeke († 1723), die de discipline in het klooster wou herstellen2, hem afkeer inboezemde. Hij keerde terug naar Dowaai en ontving er de lagere wijdingen. Nadien werkte hij enige tijd als missionaris in Engeland. Hij maakte een reeks reizen onder meer naar Holland, de ‘Katholieke’ Nederlanden en Frankrijk. In dit laatste land vertoefde hij opnieuw in het Engels College van Dowaai om er literatuur te onderwijzen. Tijdens deze reizen kreeg hij een diepe afkeer van de verwaandheid in de wereld. Zijn zwakke gezondheid – hij had tuberculose – verplichtte hem evenwel terug te keren naar Engeland om er van de zeelucht op te knappen. Na zijn herstel verbleef hij een tijdje in Parijs waar hij aan twee jonge edelen lesgaf. Na door de paus te zijn ontheven van zijn missiegelofte keerde hij terug bij de kartuizers in Nieuwpoort en deed hij er professie op 27 december 1714 onder de kloosternaam van Carolus. Op 11 april 1716 werd hij te Brugge tot priester gewijd. Op 19 januari 1721 volgde zijn aanstelling als procurator. Twee maanden na het overlijden van zijn voorganger Josephus Betts op 31 oktober 1729 benoemde de prior-general hem op 24 december 1729 tot prior.3
Op 3 augustus 1734 verkreeg hij de toestemming van de plaatselijke magistraat en van het Hof te Brussel om het terrein van het klooster te vergroten. Een groot stuk grond werd gekocht langs de noordzijde van het eigendom aan het uiteinde van de Langestraat die het klooster van de tuin scheidde, en geïntegreerd in het kloosterdomein door dit te omheinen. Volgens de prior was deze aankoop noodzakelijk omdat de tuin, waarheen de kartuizers zich begaven voor hun geestelijke ontspanning, anders niet bereikbaar was zonder het kloosterslot te verlaten.4 In het midden van de omheining bouwde hij langs de straatkant een fraaie stenen toegangspoort met de inscriptie Carthusia Jesu de Bethleem, Shene, 1735. Voor deze utbreiding van de oppervlakte met een derde diende men jaarlijks als tegenprestatie een som van zes florijnen aan de stad te storten. Ook werden herstellingen gedaan aan de kerk en het grote claustrum. Op 28 december 1736 werd de te klein geworden kerkklok door een grotere vervangen, die werd ingezegend met de naam ‘Heilige Bruno’. De plechtige ceremonie van de inzegening werd door de prior met de machtiing van de bisschop voltrokken. Bij al deze materiële verwezenlijkingen kon Lee rekenen op de geldelijke steun van verscheidene Engelse adellijke weldoeners. Hij overleed in zijn zesenzestigste levensjaar op 20 april 17405, beloond voor zijn goede werken met de genegenheid van zijn medebroeders en met de nagedachtenis van de mensen buiten het klooster die hem hadden gekend. In de kartuis bewaarde men zijn portret.

Opera
• Uit de gegevens die de Nieuwpoortse kartuizerprior Augustinus Mann († 1809)6 aan de Leuvense hebraïst Jean-Noël Paquot († 1803)7 bezorgde voor de notitie over Carolus Lee in zijn Mémoires pour servir à l’histoire littéraire, vernemen we dat deze vooral bekend was als vertaler. Vóór zijn definitieve intrede in het klooster vertaalde hij tijdens zijn herstelverblijf in Engeland uit het Spaans de Guía de peccadores van Ludovicus van Granada O.P. († 1588)8 naar het Engels onder de titel The sinners guide, from vice to virtue, giving him instructions and directions how to become virtuous (Written originally in Spanish, by the Reverend Father Lewis of Granada, Provincial of the Order of St. Dominick in the Province of Portugal, 2nd edition carefully revised and corrected, London, N. Gibson, 1760, XII+VI+554+[3] p., in-8°).9 Hierbij valt op te merken dat een exemplaar van het Spaanse werk aanwezig was in de bibliotheek van het Nieuwpoortse kartuizerklooster, zoals blijkt uit de Seconde appendice des livres espagnols et italiens de la bibliothèque du couvent supprimé des chartreux à Nieuport: onder de boeken van het formaat in-12° wordt een publicatie van de guia de peccadores Salamanca 1575 aangetroffen.10 Mogelijk had Lee reeds kennisgenomen van dit werk in de bibliotheek van de kartuis tijdens zijn korte eerste verblijf in het klooster.
In zijn woord vooraf tot de lezer verantwoordt de uitgever de publicatie van de tweede editie: “You have here, Christian Reader, presented to you, the second edition of a most excellent and useful book, entitled The Sinners Guide, a book which has deservedly gained the esteem of every one, and has been translated from the original Spanish into most of the European languages. It was published in English several years ago, and was so well received, that the first edition being all sold, it has been long desired to appear again in a second”.11 Bovendien drukt hij zich lovend uit over de vertaalkunde van Lee, zonder hem evenwel bij zijn naam te noemen: “In this second edition some very small alterations have been made in a few expressions, to render it more conformable to the present manner of writing and speaking, but the stile and diction of the first translator is strictly adhered to: it is so very plain, moving, and full of unction, as to attempt to change it would be a fault. The stile of the excellent author appears also to have been plain, familiar, and yet nervous; the proper stile for books of piety and instruction: the more easy and natural, the more of unction and spirit appear in them, the more they affect the mind, and work upon the will. It is the simple and devout stile which should be chiefly observed in all writers and translators of such books, and in which, the first translator of this into English happily succeeded. This determined the revisers of it in this second edition, to adhere to, and publish it in the same stile and expression”.12
• Daarenboven had Lee het plan opgevat om de Histoire ecclésiastique van de Franse kerkhistoricus Claude Fleury († 1723)13 naar het Engels om te zetten. In de in kwartolijst van de Livres manuscrits de la bibliothéque du couvent suppri[m]é des chartreux à Nieuport leest men onder nr. 19: an Ecclesiastical historii by mons. fleurij abbas of Loc-dieu formerly under-preceptor to[...?] the presens Sp[...?] and to the Late dukes of burgundy and of berry aut [sic] Late confessor to the pre[ciou]s K[ing] of fra[nce] cher Luis 13 vol14 Toen hij aan zijn vertaalwerk begon, waren er van Fleury’s Histoire reeds twintig delen in-4° verschenen (1691-1720 ).15 Hij slaagde erin om hiervan de eerste dertien volumes, uitgegeven tussen 1691 en 1707, te vertalen. Lee had de bedoeling ook een Engelse vertaling van de overige zeven banden te bezorgen, maar zijn bezigheden beletten hem dit te bewerkstelligen.
• Verder vertaalde Lee enkele traktaten van Antoine Godeau († 1672)16, bisschop van Vence (dept. Alpes-Maritimes) naar het Engels. In het bijzonder betreft het The treatise of a vocation on the ecclesiastical state17, de vertaling van Godeau’s Discours de la vocation à l’estat ecclésiastique (Paris, P. Le Petit, 1652, in-12°).18 Wat er van de andere vertalingen is terechtgekomen, weet men tot dusver niet.
• Behalve vertaalwerk schreef hij in het Engels sermoenen voor de voornaamste feestdagen van het jaar, die hij voor de kloostergemeenschap predikte. Hij schijnt talent te hebben gehad voor de gewijde redekunst.

Biblio + : Prosopo Cartusiani BE - C

© Frans Hendrickx19

  • 1. Dit verhaal is gebaseerd op de informatie verstrekt door J.-N. Paquot, Mémoires pour servir à l’histoire littéraire des dix-sept provinces des Pays-Bas et de la principauté de Liège, et de quelques contrées voisines, dl. 2, Louvain 1768, 286 (gekopieerd door PB Nieuport 1 39-40); Gray 1963 52-53; [De Grauwe 1978c]1254-1255; [De Grauwe 1984a]111-113, 156.
  • 2. [De Grauwe 1978c]1252, [De Grauwe 1984a]101-102.
  • 3. PB Nieuport 31 bericht verkeerdelijk zijn aanstelling tot prior op 2 december 1729.
  • 4. De oorzaak van het niet nakomen van de strenge celplicht was mogelijk de kleine ruimte van de behuizing die blijkbaar als te eng werd ervaren. Of duidt dit verschijnsel op een algemene verzwakking van de kloostertucht in deze periode? Zie [De Grauwe 1984a]106, 112, 234.
  • 5. PB Nieuport 31 merkt op dat ‘d’après un manuscrit de chartreuse’ zijn opvolger reeds op 3 april 1740 tot prior werd verkozen, wat zou betekenen dat Lee niet tot aan zijn overlijden prior is geweest, maar vóór zijn dood reeds uit zijn ambt was ontzet. Dit is een vergissing want Thomas Yate, zijn opvolger, werd op 30 april 1740 prior ([De Grauwe 1978c]1255).
  • 6. Biographie nationale, 31, Supplément 3:2 (1962), 553-556 (notitie L. Dufour). – Hij was prior van 1764 tot 1777. Nadien verliet hij de kartuis om zich als seculier prietser in Brussel te vestigen en er zich volledig aan de wetenschap te wijden als lid (sedert 1774) van de Académie royale des Sciences, des Lettres et des Beaux-Arts.
  • 7. Biographie nationale, 16 (1901), 597-609 (notitie V. Chauvin).
  • 8. Dictionnaire de spiritualité, 9 (1976), 1043-1054 (notitie A. Huerga).
  • 9. Paperback reprint: Farmington Hills (MI), Gale Ecco (Eighteenth Century Collections Online), Print Editions Religion and philosophy, 2010. – Paqout verwijst in een Franse titelbeschrijving op een weinig nauwkeurige wijze naar de eerste editie van de Engelse vertaling in-12°, die te Londen tot stand kwam in het niet nader bepaalde jaar 17**.
  • 10. J. Machiels, Inventarissen van kloosterbibliotheken door Jozef II afgeschaft en aanwezig in het Algemeen Rijksarchief, dl. 4: nrs. 122-148, Brussel 2000, 2600, nr. 45 (= Algemeen Rijkarchief en Rijksarchief in de Provinciën. Reprints, 169). – Een exemplaar van dit drukjaar werd niet teruggevonden, maar wel een uit het vooafgaande jaar: Salamanca, Domingo de Portonariis, 1574 (zie USTC 349063, onder meer verwijzend naar A. S. Wilkinson, Iberian books. Books published in Spanish or Portuguese or on the Iberian Peninsula before 1601 / Libros ibéricos. Libros publicados en español or portugués o en la Península Ibérica antes 1601, Leiden & Boston 2010, 468, nr. 11914).
  • 11. Wanneer, waar en bij wie de eerste editie van de Engelse vertaling verscheen wordt niet medegedeeld.
  • 12. Ook wordt niet bericht wie de bewerkers van de tweede uitgave zijn geweest.
  • 13. Dictionnaire d’histoire et de géographie ecclésiastiques, 17 (1971), 479-481 (notitie D. Gorce).
  • 14. Machiels, Inventarissen van kloosterbibliotheken door Jozef II afgeschaft, dl. 4, 2388. In [De Grauwe 1978c]1240 en [De Grauwe 1984a]156 spreekt men van 15 of 16 vertaalde delen op basis van gegevens verschaft door de Nieuwpoortse kartuizer Jacobus Long († 1759) in zijn Notitia Carthusianorum Anglorum. – Uit deze kramakkelige titel met invoeging van een paar Latijnse woorden vernemen we dat Fleury abt is geweest van de cisterciënzerabdij te Loc-Dieu (Locus Dei gelegen te Martiel, dept. Aveyron) tussen 1684 en 1706. Hij was ook de onder-huisleraar van de hertogen van Bourgondië, Berry (en Anjou), kleinzonen van Lodewijk XIV, alsmede de biechtvader van Lodeijk XV. – Zie, behalve het vermelde artikel van D. Gorce, hierbij Wikipedia.
  • 15. Fleury’s Histoire eindigde met het Concilie van Konstanz (1414). Na de dood van de auteur werd zijn werk voortgezet tot het jaar 1595 in 16 vervolgdelen (1726-1738), samen 36 delen waarop nog een 37e deel volgde getiteld Discours sur le renouvellement des études et principalement des études ecclésiastiques depuis le XIVe siècle, door de oratoriaan Claude-Pierre Goujet († 1767), één van de voortzetters van Fleury’s werk. Intussen werden diens kerkgeschiedenis en continuaties in het Latijn vertaald in 86 octavo-banden en gepubliceerd te Augsburg tussen 1785 en 1794 met een uitbreiding in de tijd tot 1791. – Zie over deze informatie het voornoemde artikel van D. Gorce. Over C.-P. Goujet, zie Dictionnaire d’histoire et de géographie ecclésiastiques, 21 (1986), 937-938, met een doorverwijzing naar de notitie van B. Heurtebize, in: Dictionnaire de théologie catholique, 6:2 (1908), 1516-1518.
  • 16. Dictionnaire de spiritualité, 6 (1967), 545-558 (notitie P. Broutin).
  • 17. [De Grauwe 1978c]1240 en [De Grauwe 1984a]156 volgens inlichtingen ingewonnen bij de hogervermelde James Long.
  • 18. A. Cognet, Antoine Godeau, évêque de Grasse et de Vence, un des premiers membres de l’Académie française, 1605-1672, Paris 1900, 506.
  • 19. Herziene versie van [Hendrickx 1984e]141.