Historia brevis rerum generalium
[Gaens & De Grauwe 2006]116-118 : Bethlehem te Roermond, 1376-1783 (Domus Ruremundae)
In 1368 werd Johannes de Breida, profes van de Keulse kartuis, naar Roermond gezonden om er een nieuwe stichting voor te bereiden. Toen hij in 1369 terug naar Keulen werd geroepen om er prior te worden, nam Jacobus Hottman zijn functie over. Onder Hottmans rectoraat (1369-1373) stichtte ridder Werner van Swalmen de Bethlehemkapel, op de grens van het terrein van de toekomstige kartuis. De volgende rector, Henricus Egher van Kalkar, kon Werner van Swalmen overtuigen om tot de stichting over te gaan: in 1376 verklaarden de ridder, zijn echtgenote en zijn broer Robinus, kanunnik van de St.-Servaas te Maastricht, dat zij de kloostergebouwen zouden voltooien en voldoende middelen ter beschikking zouden stellen voor het onderhoud van een nieuwe kloostergemeenschap van één prior en twaalf monniken. De eerste monniken kwamen uit Keulen.
Na de belegeringen van Roermond in 1387 en 1398, brak er in de vijftiende eeuw een periode van materiële welstand aan. In 1462 werd vanuit Roermond de kartuis van 's Hertogenbosch gesticht, in 1478 waren de Roermondse monniken betrokken bij de oprichting van een nieuw kartuizerklooster in Vogelsang bij Jülich.
Ook in cultureel en geestelijk opzicht floreerde het klooster in die eeuw, met onder andere de beroemde Dionysius de Kartuizer, vermoedelijk geboren in het Limburgse Rijkel, een streng asceet en één van de bekendste religieuze auteurs uit de vijftiende eeuw. Dionysius had bovendien vele contacten buiten zijn klooster: hij bemiddelde in 1459 in het conflict tussen hertog Arnold van Gelre en diens zoon Adolf, en hij stelde een deugdentraktaat samen voor Isabella van Portugal na de dood van haar echtgenoot Filips de Goede. Ook was Dionysius bevriend met de franciscaanse prediker Jan Brugman en met de Duitse kardinaal Nicolaus van Kues, de theoloog en humanistisch filosoof, aan wie hij verscheidene werken opdroeg en die hij op visitatie in het Rijngebied begeleidde in 1451 of 1452. In 1466 werd de doctor ecstaticus prior van het toen gestichte kartuizerklooster te Vught bij 's- Hertogenbosch.
Een ander bekend Roermonds auteur was Dionysius' tijdgenoot, Bartholomeus van Maastricht. Hij werd geboren rond 1380-85 en behaalde in 1404 het licentiaat in de artes aan de universiteit van Heidelberg. Hier doceerde hij en nam er het rectoraat waar tussen 1412-1413 en 1419-1420. Intussen vatte hij ca. 1420 theologische studies aan, die hij in 1432/33 met een doctoraat beëindigde. Hij bleef als professor in de theologie nog enige tijd verbonden aan de Heidelbergse universiteit. Hij trad ca.1427 bij de cisterciënzers te Maulbronn in, werd ca. 1436 benedictijn in de St.-Jacobsabdij in Luik en trad tenslotte in 1438 bij de Roermondse kartuizers in. Rond 1441 werd hij er prior en tussen 1442 en 1444 was hij visitator van de Rijnprovincie. Hij stond bekend als een raadgever van de aartsbisschop van Keulen. Hij stierf in 1446 in de Keulse kartuis. Hij was één van meest vocale voorvechters van het conciliarisme in de kartuizerorde en schreef tenminste 42 teksten, waarvan er 28 bewaard zijn.
In de zestiende eeuw kreeg het klooster met moeilijkheden af te rekenen. In 1554 teisterde een grote brand de stad Roermond. De kartuis leed wel schade, maar gaf toch onderdak aan mensen die hun huis verloren hadden. In 1572 namen de troepen van Willem de Zwijger, prins van Oranje, de stad Roermond in en vermoordden priesters en monniken. Van de 24 kartuizers, die in het klooster aanwezig waren, werden er 13 vermoord; 2 stierven enige dagen later. De verlaten kartuis, die geplunderd was, kon pas in 1573 terug bewoond worden, nadat de Spanjaarden de stad hadden bevrijd.
Tussen 1601 en 1603 verbleef de kartuizerauteur Arnoldus Havens als hospes in Roermond, waar onder zijn leiding de bibliotheek opnieuw hersteld werd. Deze Leuvense profes was meermaals prior in de moeilijke periode na de reformatie, onder meer te 's-Hertogenbosch (1590-1595), Luik (1595-1596 en 1598-1599), Leuven (1596-1598), Brussel (1599-1601) en Gent (1604-1610); hij was eveneens convisitator (1591-1596) en visitator (1596-1601 en 1610).
Na een periode van geleidelijk herstel leed het klooster in 1665 onder een grote stadsbrand. Rond het midden van de achttiende eeuw was er opnieuw materiële welstand: er werd gebouwd en beduidende geldsommen werden bijgedragen voor de bouw van een kapel in Swalmen en van kerken in Maasniel, Baarlo en Helden.
In 1783 werd het klooster opgeheven door keizer Jozef II. Van het klooster, gelegen op de hoek van de huidige Swalmenstraat en Bethlehemstraat, rest vandaag nog de kerk, de kapel van de broeders en een gedeelte van de kruisgang. In de kerk bevindt zich een reliekenkast met het hoofd van Dionysius de kartuizer en gebeenten van de Roermondse martelaren.