De stad Amsterdam en het kartuizerklooster
Volledige referentie:
De stad Amsterdam en het kartuizerklooster, in: Haarlemsche bijdragen. Bouwstoffen voor de geschiedenis van het bisdom Haarlem, 58 (1940), 49-50
[1940]
Trefwoorden:
Amsterdam O.Cart. (historiographia)Tekstmededelingen:
DE STAD AMSTERDAM EN HET KARTUIZERKLOOSTER
[p. 49] In de stadsrekeningen van Amsterdam uit de jaren 1535-1568 komen eenige posten voor, blijkens welke de magistraat der stad bij herhaling aan de kartuizers van "Sint Andries ter Zaliger Haven" schenkingen deed ten
behoeve van hun kloostergebouwen.(1) Deze schenkingen bestonden uit het doen aanbrengen van gebrandschilderde glazen. In 1535 werd een uitgave geboekt aan "Melis Meliszoon, glasemaicker voor een glas bij hem gemaickt
ende den Carthuseren bij dese stede geschoncke int nuwe pandt". De rekening spreekt van het nieuwe pand, doch laat ons in twijfel of in dien tijd het groote claustrum dan wel het kleine pand van het klooster nieuw is opgetrokken.
Blijkbaar is ook in volgende jaren nog voortgewerkt aan vernieuwing van gedeelten van het klooster. De stadsrekening van 1545 maakt melding van het "nyeuwe eetzaeltgie", waarmede een nieuwe refter bedoeld zal zijn. "Eerst betaelt Pilgrom Joestzn, glasemaicker, die somme van vier karolus guldens ter saicken van een nyeuw glas by hem gemaickt mitter stede wapen daar inne dwelck die burgemeesteren vande stede wege geschoncken hebben den Cathuyzers ter Saliger Haven buiten des stede in hoir nyeuwe eetzaeltgie". Het convent schijnt
(1) E. van Biema, Nalezing van de stadsrekeningen van Amsterdam vanaf het jaar 1531 (in: Oud-Hottand, XXIIt, 1905, blz. 151, 154, 242.
[p. 50] niet bij machte geweest te zijn de restauratie van zijn gebouwen naar behooren voort te zetten. Uit de aanwijzingen, welke in de jaren 1558, 1559 en 1560 door het generaal kapittel der Grande Chartreuse zijn gegeven, blijkt, dat de gebouwen van het klooster toen in een verregaand vervallen toestand verkeerden.(1) In 1566 is het huis door den beeldenstorm geteisterd.(1) Twee jaren later trad de magistraat wederom als weldoener op door het schenken van een glas in den kleinen kruisgang en van een glas in het groote pand. "Gerijt Baernts zoen betaelt die somme van achtien gulden over die betael van een glas by hem ten beveele van burgemeesteren gemaickt ende gelevert int cleyne
pandt tot die Cathusers buyten deser stede by mijn heeren den burgemeesteren van wegen derzelver stede aldaer geschoncken". En voorts: "Meester Jan van Zwol glaesscriver betaelt de somme van dertich gulden over die betael van een glas ten bevele van burgemeesteren gemaickt ende gelevert int groote pandt van Chartroysen buyten deser stede ende van wegen der zelver stede van myn heeren voorsz. aldaer geschoncken".
(1) Mr. H. J. J. Scholtens, Het voormalige Kartuizerklooster bij 'Amsterdam (in: Haarlemsche Bijdragen, LIV, 1936, blz. 70, 72.).
Amsterdam H. Vermeuelen C.s.s.R.