Ambrosius van Milaan: Exameron, De paradiso, De Cain et Abel; Agustinus van Hippo: De haeresibus (herkomst onbekend, mogelijk eerste derde van de 13e eeuw) — KB Brussel, hs. 1413-16 — Zelem, Sint-Jansberg


Volledige referentie:

Frans Hendrickx
Ambrosius van Milaan: Exameron, De paradiso, De Cain et Abel; Agustinus van Hippo: De haeresibus (herkomst onbekend, mogelijk eerste derde van de 13e eeuw) — KB Brussel, hs. 1413-16 — Zelem, Sint-Jansberg, in: Handschriften uit Diestse kerken en kloosters. Tentoonstelling Diest, Stedelijk Museum, 25 juni-25 september 1983, Diest, 1983, 170-171 (= Diestsche Cronycke, 6)  
[Hendrickx 1983d]

Trefwoorden:

Ambrosius Mediolanensis [Milano], Augustinus Hipponensis [Hippo], Brussel KB (ms. 1413-16), manuscripta, Zelem O.Cart. (ms. Brussel KB), Zelem O.Cart.: Ambrosius Mediolanensis (De Cain et Abel), Zelem O.Cart.: Ambrosius Mediolanensis (De paradiso), Zelem O.Cart.: Ambrosius Mediolanensis (Exameron), Zelem O.Cart.: Augustinus Hipponensis (De haeresibus)

Notities:

Verduidelijkingen bij de beschrijving van het handschrift
• Eigendomsnotitie op fol. 1r., die blijkbaar opzettelijk werd bevlekt of zoveel mogelijk uitgeschrapt om ze onleesbaar te maken, zodat ze nog met enige moeite kon gereconstrueerd worden.
• Buiten de Zelemse eigendomsnotitie heeft dit handschrift geen geschiedenis nagelaten. Kan er uit de signaturen Y 1 (17e-eeuw) en N 280 (18e-eeuw) op fol. 1r enige historische duiding worden afgeleid? De eerstgenoemde, 17e-eeuwse signatuur wordt eveneens identiek aangetroffen in hs. KB Brussel 2352-54 ([Hendrickx 1983e]), fol.2r waar deze naar alle waarschijnlijkheid verwijst naar de plaats van het manuscript op dat ogenblik, blijkens de eigendomsnotitie aldaar, aanwezig in de bibliotheek van het jezuïetencollege te Leuven. Een gelijkaardige signatuur, met name Y 2, wordt vermeld in hs. KB Brussel 1782-84 ([Hendrickx 1983b]), fol. [3r] voorin dat ook heeft toebehoord aan het studiehuis van de Leuvense jezuïeten. De samenstelling van deze signaturen verwijst duidelijk naar de plaats van de codices in hun bibliotheek: de letter (Y) refereert aan de (gesloten) boekenkast, of eerder misschien aan het (open) boekenrek; de cijfers bedoelen schapnummers te zijn waarop deze manuscripten zich bevonden, en zijn dus geen volgcijfers want er kunnen onmogelijk twee handschriften met hetzelfde volgnummer zijn geweest. Mag men hieruit stilzwijgend concluderen dat het besproken manuscript, ondanks het feit dat hierin geen bezitsaantekening van de Leuvense jezuïeten voorkomt, zich toch hier heeft bevonden op grond van de overeenkomstige plaatskenmerken in de andere voornoemde Zelemse handschriften waarvan geweten is dat zij tot die bibliotheek hebben behoord? Bovendien mag men het geschrift van Augustinus rekenen onder zijn Varia opuscula zoals vermeld door F. Sweertius in 1628 en in afhankelijkheid van deze door A. Sanderus in 16411, naast de met naam genoemde titels van deze kerkvader, uit de voormelde jezuïetenbibliotheek? De tweede, 18e-eeuwse signatuur schijnt van een andere orde te zijn. Opnieuw in hs. KB Brussel 1782-84, fol. [3r] voorin treft men een dergelijk samengesteld referentienummer aan: N 279. In dit geval blijken deze referenties in beide manuscripten volgnummers (N[umerus] ...) te zijn. Mogelijk werden zij na de opheffing van de jezuïeten in 1773 door de Oostenrijkse administratie aan deze beide codices gegeven die deelden in de afvoer van hun handschriften naar de Bibliothèque de Bourgogne te Brussel..

© Frans Hendrickx

  • 1. Franciscus Sweertius, Athenae Belgicae sive Nomenclator Infer. Germaniae scriptorum ..., Tungris [Tongeren] & Antverpiae [Antwerpen] 1628, [716]. Antonius Sanderus, Bibliotheca Belgica Manuscripta sive Elenchus universalis codicum mss. in celebrioribus Belgii coenobiis, ecclesiis, urbium, ac privatorum hominum bibliothecis adhuc latentium, dl. [1], Insulis [Lille] 1641, 326.