De Kartuizers en hun klooster te Zelem

Documentbezorger: Frans HENDRICKX
Datum van plaatsing: 13.08.2007
Adres documentbezorger: frans.pm.hendrickx@gmail.com

De Kartuizers en hun klooster te Zelem. Rede gehouden bij de opening van de gelijknamige tentoonstelling in de Sint-Joriszaal van het Stadhuis te Diest op 29 juni 1984 te 20u.

Mijnheer de Burgemeester,
Mijnheer de Voorzitter,
Dames en Heren,

In tijden van gespannen politiek-kerkelijke machtsverhoudingen zijn er altijd religieuze figuren geweest, die, door zich op een of andere manier af te zonderen, de uiteindelijke bovennatuurlijke dimensie van het menselijk leven hebben benadrukt. Zo ongeveer moet de H. Bruno hebben gehandeld, toen hij, negen eeuwen geleden, zich in 1084 met enkele gezellen in de onherbergzame streek van Chartreuse bij Grenoble terugtrok. In dat jaar geraakte het hoogste politieke gezag van de westerse christenheid, de Roomse koning Hendrik IV, met paus Gregorius VII in hevige strijd verwikkeld om de investituur of het recht dat de wereldlijke vorst zich toeëigende om bisschoppen en abten te benoemen, wanneer hij hen bij die gelegenheid met grond en wereldlijke ambten beleende.

Ziedaar het politiek-religieus klimaat waarin Bruno, een Keulenaar van gegoede familie, die voorbestemd was om in de Franse en later in de Italiaanse kerk als aartsbisschop een kerkelijk hoogwaardigheidsbekleder te worden, de beslissing nam om in afzondering en in eenzaamheid vorm en inhoud aan zijn religieuze roeping te geven. Zonder het zelf wel goed te willen, creëerde hij een nieuwe kloostersamenleving, die zou uitgroeien tot een geslaagde combinatie van het kluizenaarsleven met het gemeenschapsleven: het stilzwijgend leven in kluizen waar men afwisselend bidt, studeert en handenarbeid verricht, wordt regelmatig onderbroken door de gemeenschappelijke officies in de kerk, door het gezamenlijk maar stilzwijgend gebruik van de refter op zondag en door de wekelijkse grote wandeling, tijdens dewelke afgemeten mag worden geconverseerd. Bruno zelf heeft geen regel geschreven. Pas na veertig jaar kartuizerorde heeft de vijfde prior van de Grande Chartreuse, Guigo I, in 1127 de levensgewoonten van de monniken in zijn klooster te boek gesteld. Daar in afgepaste mate rekening werd gehouden met de veranderende levensomstandigheden, werden die gewoonten in de loop der tijden vijfmaal herzien, een laatste keer in 1974. Telkens werd er behoedzaam voor gezorgd dat de essentie van het kartuizerleven niet in gevaar werd gebracht. Deze berekende flexibiliteit verklaart wellicht dat de kartuizers als orde nooit een hervorming hebben gekend en dat zij een grote aantrekkingskracht zijn blijven uitoefenen, wanneer reeds gevestigde orden een herbronning van hun regel nodig achtten om tot een nieuw élan te komen.

Zo ontstonden nog in onze gewesten in de 14de eeuw 14 kartuizernederzettingen, in de 15de eeuw 6 en in de 17de eeuw 2; samen 22 stichtingen, 11 in de Zuidelijke Nederlanden, 9 in de Noordelijke Nederlanden en 2 in het prinsbisdom Luik. Het eerste kartuizerklooster werd te Herne in 1314 opgericht, het laatste te Antwerpen in 1625. Het einde van de kartuizerorde in de Lage Landen kwam in het Noorden vroeger dan in het Zuiden. In de Noordelijke Nederlanden verdwenen de kartuizen tussen 1572-1585 onder de kracht van de protestantisering. Deze in de Zuidelijke Nederlanden werden als onnutte contemplatieve instellingen door de Oostenrijkse keizer Jozef II afgeschaft. De twee priorljen uit het prinsbisdom Luik, met name deze te Zelem en te Luik, werden pas in 1796 na de Franse annexatie van onze gebieden opgeheven.

Het kartuizerklooster te Zelem werd in 1328 gesticht. Het was de vierde kartuizernederzetting in de (Zuidelijke) Nederlanden. De geschiedenis van dit convent zou wellicht slechts op matige wijze de aandacht van de historici hebben getrokken, waren er niet vier feiten te melden die de priorij uit de historische anonimiteit verheffen. Ten eerste wordt de Zelemse kartuis in de geschiedschrijving van de orde een huis van vooraanstaanden, rijken en edelen geheten, daar het gebeurde dat de plaatselijke heren zich in het klooster in een voor hen gebouwd retraitehuisje terugtrokken om tot bezinning te komen. Ten tweede kwam het convent reeds in de eeuw van zijn stichting in het bezit van een lijvig en rijk geïllustreerd handschrift met vrome legenden, in het Frans gesteld, dat later deel zal uitmaken van de bibliotheek der Bourgondische hertogen; hierover heeft Prof. Maurits Smeyers van de Katholieke Universiteit Leuven in samenwerking met zijn assistent Bert Cardon overvloedig gehandeld in de catalogus van de tentoonstelling over Handschriften uit Diestse kerken en kloosters, vorig jaar in het Stedelijk Museum gehouden. Ten derde werd in 1983 door de heer Robert Van de Ven van het Stadsarchief Diest in het Rijksarchief te Hasselt een fragment van een Middelnederlandse bijbelvertaling gevonden, dat als kaft dient van een register met plattegronden van de bezittingen der Zelemse kartuizers. Na vergelijking met twee andere fragmenten van hetzelfde bijbelhandschrift uit de Koninklijke Bibliotheek te Brussel, die overeenstemmen met de eerste Middelnederlandse bijbelvertaling van 1360 uit het Land van Aalst, heeft Dr. Jan Deschamps van de Academie te Gent uit deze vondst nieuw bewijsmateriaal aangevoerd om de hypothese te ondersteunen dat de anonieme bijbelvertaler van 1360 wel eens een kartuizer van Herne zou kunnen geweest zijn; de kartuizers van Herne waren door grondbezittingen en persoonlijke relaties nauw met het Land van Aalst verbonden. Deze hypothese was reeds vroeger door andere geleerden naar voren gebracht maar niet gehandhaafd geworden, ten voordele van een monnik uit de benedictijnenabdij van Affligem die dicht bij het Land van Aalst lag. Ten vierde telde het Zelemse kartuizerklooster onder zijn bewoners enkele belangrijke auteurs, onder wie vooral Pieter Doorlant moet worden genoemd; Petrus Dorlandus heeft 57 Latijnse werken geschreven, waaronder de kroniek van de kartuizerorde, die tot laat in de 18de eeuw door de kartuizerhistoriografen geciteerd is geworden.

Hij en vele anderen behoren tot het voornaamste literaire erfgoed van de kartuizerorde in de Nederlanden en het Rijnland; dit laatste gebied is literair niet te scheiden van onze gewesten, vooral om reden van de actieve rol die de Keulse kartuizers in de verspreiding van de Middelnederlandse mystiek hebben gespeeld. Van meer dan 100 kartuizerauteurs wordt de literaire werkzaamheid overzichtelijk behandeld en up-to-date worden de Nederlandstalige schrijvers uit de 19de en 20ste eeuw besproken. Niet alleen worden Zelemse archiefstukken, handschriften en drukken als voortbrengselen van kartuizerstudie en -bezinning getoond, maar ook werden door de heer J. Bongaerts op smaakvolle wijze enkele kunstvoorwerpen bijeengezameld, die vooral de H. Bruno in verschillende materialen uitbeelden. De blikvanger van de tentoonstelling is evenwel een gewelfsleutel van de kapittelzaal van het Zelemse kartuizerklooster, die de heer Bongaerts in het najaar van 1983 op de Antiekbeurs te Delft heeft weten te verwerven.

Ik maak graag van de gelegenheid gebruik om de voorzitter van de Vrienden van het Stedelijk Museum en Archief Diest openlijk te huldigen voor zijn sedert jaren belangeloze inzet om het culturele leven in de Demerstad te bevorderen.

Hiermede heb ik in enkele hoofdlijnen de inhoud geschetst van de tentoonstelling en de begeleidende catalogus, die door een staf van consciëntieuse wetenschapsmensen werd samengesteld. Het onderwerp zij, in vergelijking met de vorige behandelde thema's, voor sommigen misschien wat te religieus geörienteerd. Maar met respect voor ieders overtuiging sluit ik mutatis mutandis met de prachtige woorden van Guigo I, de hogervermelde wetgever van de orde, over de betekenis van elk boek in feite, maar in het bijzonder over de zin van het religieuze kartuizerboek: boeken zijn de eeuwigheidsspijs van de ziel; zij moeten met grote zorg worden bewaard en vervaardigd; zij moeten helpen de mensen van dwalingen terug te brengen en hen te plaatsen op de weg naar de waarheid. In dit perspectief wordt er van de kartuizers gezegd dat zij van boeken houden!

Ik dank U.