Epistola de vitio et pena proprietatis

Een zekere Gerardus, kartuizer te Luik, schreef deze Epistola de vitio et pena proprietatis aan Johannes Hack, een priester (presbitero devoto of docto) in het moederklooster van de kruisbroeders te Huy.1 Aanleiding vormde wellicht de hervorming van de kruisherenorde in 1410, die onder dwang van de Luikse bisschop Jan van Beieren (†1425) en vooral met de hulp en steun van de invloedrijke Luikse kanunnik Arnold van Merode (†1446), zelf een grote vriend en weldoener van de kartuizers, tot stand was gekomen. Deze hervorming, die de kruisherenorde omvormde tot een bijna contemplatieve orde, is veel meer beïnvloed door de kartuizers en de Moderne Devotie dan historici uit de orde zelf hebben doen geloven. Een voorbeeld hiervan is deze brief over proprietarisme (privaat bezit), een belangrijk thema dat, met name onder invloed van het werk van de kartuizer Henricus van Coesfeld, rond en in de nasleep van het concilie van Konstanz aanleiding gaf tot een vloedgolf van traktaten en werkjes. Dat privaat bezit bij de kruisheren wel degelijk een probleem vormde, blijkt uit een kapittelsermoen van de kruisbroeder Everardus Kirskorf van Orsoy uit 1464, visitator en latere prior generaal van deze orde, waarin hij meermaals verwijst naar de hervorming van 1410.
Het auteurschap van deze brief kan, op basis van de beschikbare prosopografische gegevens, met enige waarschijnlijkheid worden toegeschreven aan Gerardus van Schiedam (†1434), Luiks profes, prior te Luik tussen 1427 en 1434 en actief als auteur van meerdere werken. In de brief geeft deze 'Gerardus de kartuizer' adviezen over proprietarisme, waarbij hij in vijf korte punten antwoordt op vragen van de kruisbroeder Johannes Hack [van Tricht bij Culemborg]. Om zijn brief meer autoriteit te geven, citeert hij onder meer Geert Grote.

Incipit
Venerabili viro domino Iohanni hack presbitero devoto in monasterio cruciferorum huyensium fr. gerardus cartusiensis prope leodium salutem ... Ad vestra quesita prudenciorem me respondentem querere omnino debuisti ...

Handschriften

Liège, Bibliothèque du Grand Séminaire

signatuur 6 M 7
folia fol. 73r-76v
auteur Gerardus Cartusiensis
herkomst Huy: kruisheren (fol. 1r: Iste liber pertinet conuentui fratrum sancte crucis extra muros opidi huyensis leodiensis dyocesis)
datering 15e eeuw (1420, 1451)
biblioref. [Gaens 2013a]75-76 (n. 122-127)
internetref. http://www.cicweb.be/nl/manuscrit.php?id=659
opmerking In het enige bekende handschrift, een collectie van teksten door verschillende handen geschreven en afkomstig van de kruisbroeders van Huy, wordt deze brief onmiddellijk voorafgegaan door een berucht, anoniem traktaatje over proprietarisme, dat in Konstanz circuleerde en dat onder meer teruggaat op het werk van de kartuizer Henricus van Coesfeld. Daarnaast bevat het manuscript op fol. 115r-160r een rapiarium-achtige collectie van een vijftigtal korte notabilia de virtutibus, waaronder meerdere fragmenten over privaat bezit: De proprietate religiosorum Inc. Sequitur de proprietate religiosorum ad cuius detestationem possumus ponere xii exempla (fol. 116v), De xii stulticijs que sunt in proprietariis Inc. Possunt etiam valere ad detestationem huius peccati duodecim stulticie quibus ostenditur laborare proprietarius (fol. 120r); Tertio potest valere ad detestationem huius peccati multiplex peruersitas quam fecit hoc peccatum in ecclesia dei (fol. 122v). Ook is op fol. 61r-71v de beroemde brief De novo monacho (Ep. 16) van Geert Grote terug te vinden, waarvan de Luikse kartuizerprior Jacobus van Gruitrode in zijn Speculum subditorum aangeeft dat deze gericht was ad quemdam novicium in domo cartusiensi prope leodium. Het manuscript eindigt op fol. 210r-210v met een partieel afschrift van een brief uit 1413 van de Luikse kanunnik Johannes van Stralen, investiet in Roermond, groot vriend van de kartuizerorde en weldoener van de Luikse kartuis, gericht aan twee scholieren (wellicht latere kartuizers of kruisheren?) die door hem naar de Latijnse school van Zwolle gestuurd waren (Inc. Nota pro scolaribus bene se habere volentibus in disciplina scolastica). Op basis van dit alles (en blijkens de vele andere handschriften met teksten van kartuizers (en Moderne Devoten), door kruisbroeders geproduceerd) kan men vermoeden dat de Luikse kartuizers een zekere hand hebben gehad in de geestelijke vernieuwing van de kruisherenorde aan het begin van de vijftiende eeuw. — © Tom Gaens.