Epistolae ad Erasmum Roterodamum Desiderium

In totaal heeft Ammonius zes brieven aan Erasmus geschreven. Eramsus schreef er aan Ammonius minstens vier, waarvan slechts twee zijn bewaard. Op zijn eerste brief heeft Ammonius nooit een antwoord ontvangen. Na vier jaar deed hij opnieuw een poging om met Erasmus in briefwisseling te treden. Ditmaal had hij meer succes.


1524.VII.04 (Sint-Martens-Bos)
Deze brief is een uiting van diepe erkentelijkheid jegens Erasmus die door zijn werken in een niet aflatende ijver de belangen van de christelijke wereld verdedigt. In een tamelijk lange inleiding verdedigt hij het recht van de monniken om te corresponderen. Hij suggereert aan zijn bestemmeling een of ander werk van Joannes Chrysostomus1 te willen uitgeven.

edities [Allen 1924]dl. 5, 487-491 (nr. 1463)2
vertalingen [Gerlo 1976]dl. 5, 613-618 (nr. 1463)3 — Zie bijlage.



1528.VII.31 (Sint-Martens-Bos)
De vorige brief, waarin Ammonius op bescheiden wijze heeft getracht een briefwisseling met Erasmus te beginnen, werd nooit beantwoord. Na vier jaar probeert hij het opnieuw. Hij schrijft een brief afwisselend in het Latijn en het Grieks. Hij schildert een streng portret af van zijn ordegenoot Pierre Cousturier (Petrus Sutor, † 1537)4 die uit onwetendheid Erasmus aanvalt, en vestigt de aandacht op de misinterpretatie van Joannes Chrysostomus door Joannes Oecolampadius († 1531).5 Zelf stelt hij met enige schroom enkele correcties voor bij een nieuwe heruitgave van de heilige Hieronymus.

edities [Allen 1928]dl. 7, 424-429 (nr. 2016)6
vertalingen [Gerlo 1978]dl. 7, 503-509 (nr. 2016)7 — Zie bijlage.



1528.X.02 (Bazel)8
Erasmus bedankt Ammonius voor de twee brieven en zijn aantekeningen over de heilige Hieronymus. Hij deelt de stand mee van zijn lopende werkzaamheden. Hij doet zijn beklag over Noël Bédier (Béda, † 1537)9 en Pierre Cousturier. Deze brief aan Ammonius zat ingesloten bij een brief van Erasmus aan Omaar van Edingen (Audomarus Edingus, † 1540), griffier van de Raad van Vlaanderen, die hem aan Ammonius moest bezorgen.10 Ammonius ontving de brief op 4 november. Op 10 november daaropvolgend schreef hij vanuit Sint-Martens-Bos aan Van Edingen een brief waarin hij op enthousiaste wijze zijn bewondering voor Erasmus uitdrukt.11

edities [Allen 1928]dl. 7, 515-516 (nr. 2062)12
vertalingen [Gerlo 1978]dl. 7, 612-613 (nr. 2062)13 — Zie bijlage.



1529.I.06 (Sint-Martens-Bos)
In deze brief vernemen we dat Omaar van Edingen, Erasmus’ vriend die reeds de gelegenheid heeft gehad de grote humanist te ontmoeten, een brief van Erasmus aan Ammonius heeft bezorgd.14 Die eer was Ammonius nog niet te beurt gevallen, ondanks het feit dat hij in een vorige brief de nodige voorzorgen had genomen om Erasmus, die het nochtans gewoon was om bekritiseerd te worden, niet te kwetsen met zijn opmerkingen. Met verontwaardiging reageert hij op de honende houdingen jegens Ersamus van Gervasius Amoenus († 1529 ?), die een vertaling van de grootmeester onder eigen naam had gepubliceerd, en van zijn ordegenoot Pierre Cousturier, die de nieuwe versies en vertalingen van de Bijbel verwierp. Hij is verheugd te vernemen dat Germain de Brie (Germanus Brixius, † 1538) het plan had opgevat om Joannes Chrysostomus te vertalen, maar verwacht hierbij ook enige polemiek ter zake vanwege Joannes Oecolampadius. Ook is Ammonius ontgoocheld over de reflecties van Noël Béda (Bédier) en enkele Spaanse ‘pseudo-monniken’ die Erasmus ervan verdachten in het geheim te sympathiseren met Maarten Luther. Het stemt hem hoopvol dat Philippus Melanchton († 1560) opnieuw de genaden van de Kerk heeft teruggevonden. Ten slotte spreekt hij bij Erasmus ten beste voor Carolus Utenhove († 1577), verwant aan Van Edingen via diens moeder15, van wie hij hoopt dat door zijn vriendschap met Erasmus zijn geleerdheid zal toenemen.

edities [Allen 1934]dl. 8, 1-11 (nr. 2082)16
vertalingen [Gerlo 1979]dl. 8, 11-25 (nr. 2082)17 — Zie bijlage.



1529.VII.15 (Sint-Martens-Bos)
Ammonius is te weten gekomen dat Erasmus in Bazel moeilijkheden heeft ondervonden vanwege de zogenaamde ‘evangelisten’ en nu in Freiburg verblijft. Hij betreurt dat hij in zijn vorig schrijven hem niet had gevraagd te antwoorden, want dan zou hij zeker zijn geweest dat zijn brief hem had bereikt en zou hij nu over het lot van zijn vriend zijn ingelicht. Hij prijst zich gelukkig dat Erasmus hem heeft geciteerd in het woord vooraf op zijn uitgave van Joannes Chrysostomus’ Opuscula. Ammonius bericht het overlijden van Erasmus’ kennis, de Genstse schepen Antonius Clava, in juni 1529, die hem drie Griekse boeken heeft nagelaten. Verder brengt hij ‘onze’anticomarita (letterlijk: tegenstander van Maria) in herinnering, hierbij verwijzend naar het dwaze gebruik van dit vreemde woord door Petrus Sutor in de titel van zijn Apologeticum in novos anticomaritas, waartegen Erasmus op een spottende wijze in zijn geschriften had gereageerd. Hij raadt Erasmus aan zich een tijdje terug te trekken bij Omaar van Edingen in Gent, wiens woning en landgoed in Ophasselt (Geraardsbergen) hij aanprijst om er ver van de vijandige humanistische wereld in alle veiligheid en rust te kunnen werken. Twee postscripta besluiten deze brief: het ene betreft een handschrift van De vocatione omnium gentium toegeschreven aan Ambrosius van Milaan, maar waarvan het exemplaar in het klooster van Zevenborren bij Brussel (Sint-Genesius-Rode) een andere auteur vermeldt; het tweede gaat over een passage uit de Handelingen van de Apostelen (7:14), waar Ammonius meent een tegenstrijdigheid te ontwaren tussen het Nieuwe en Oude Testament.

edities [Allen 1934]dl. 8, 236-241 (nr. 2197)18
vertalingen [Gerlo 1979]dl. 8, 307-312 (nr. 2197)19 — Zie bijlage.



1530.I.17 (Sint-Martens-Bos)
Ammonius dankt Erasmus voor de twee brieven (niet bewaard) die hij van hem heeft ontvangen, alook voor de toezending van de Brieven van de heilige Basilius om te kopiëren. Hij wijst het aanbod af om samen te werken aan de Latijnse vertaling van Joannes Chrysostomus’ homilieën op de Brief aan de Romeinen. Als redenen voert hij aan zijn onvoldoende kennis van het Grieks, zijn verlangen om in de schaduw te blijven staan en de zwakheid van zijn ogen. Nochtans verscheen zijn Sermo de providentia Dei et fato, een vertaling uit het Grieks van Chrysostomus, in druk. Ammonius had zich hiertegen hevig verzet. Deze vertaling was niet bedoeld om te worden gepubliceerd, maar slechts om aan de grootmeester te tonen dat al zijn inspanningen bij de studie van het Grieks niet tevergeefs waren geweest.

edities [Allen 1934]dl. 8, 327-330 (nr. 2258)20
vertalingen [Gerlo 1979]dl. 8, 421-425 (nr. 2258)21 — Zie bijlage.



1531.IV.13 (Freiburg-im-Breisgau)22
Erasmus verheugt zich erover dat Carolus Utenhove, een gemeenschappelijke vriend, terug bij hem is komen inwonen. Hij lacht om de laakbare houding van kartuizers die een confrater, die hierover zijn beklag deed, benijden omdat hij de eerste plaats bezette links in het koor, alsof zij dat zelf niet zouden wensen te doen. Hij beëindigt zijn brief met de melding van enkele ziektetoestanden (maagpijn, abces) en de opsomming van een aantal geschriften tot stand gekomen tijdens de wintermaanden.

edities [Allen 1938]dl. 9, 256-257 (nr.2483)23
vertalingen [Gerlo 1980]dl. 9, 352-354 (nr. 2484)24 — Zie bijlage.



1533.VI.09 (Rooigem, Koningsdal)
Over de wisselvalligheden in de wereld, de kwaadwilligheid van de mensen, de stedelijkheid van de Gentenaren, de stijgende corruptie van het kloosterideaal. Over de lof van de kartuizerregel, in het bijzonder over de eenzaamheid, de stilte en de soberheid die hij voorschrijft.

edities [Allen 1941]dl. 10, 235-243 (nr. 2817)25
vertalingen [Gerlo 1981]dl. 10, 304-315 (nr. 2817)26 — Zie bijlage.
  • 1. Zie ook de brieven van 31 juli 1528, 6 januari 1529, 15 juli 1529, 17 januari 1530.
  • 2. Erasmus Roterodamus Desiderius, Opus epistolarum, dl. 5: 1522-1524, ed. P.S. Allen, Oxonii [Oxford], 1934.
  • 3. Aloïs Gerlo (dir.), La correspondance d'Erasme. Traduction intégrale d'après le texte latin de l'Opus epistolarum de P.S. Allen, H.M. Allen & H.W. Garrod, dl. 5: 1522-1524, Bruxelles, 1976.
  • 4. Zie ook de brieven van 2 oktober 1528, 6 januari 1529.
  • 5. Zie ook de brief van 6 januari 1529.
  • 6. Erasmus Roterodamus Desiderius, Opus epistolarum, dl. 7: 1527-1528, ed. P.S. Allen, Oxonii [Oxford], 1928.
  • 7. Aloïs Gerlo (dir.), La correspondance d'Erasme. Traduction intégrale d'après le texte latin de l'Opus epistolarum de P.S. Allen, H.M. Allen & H.W. Garrod, dl. 7: 1527-1528, Bruxelles, 1978.
  • 8. Deze brief maakt geen deel uit van het Brievenboek van Besançon. Hij werd hier uit praktische overweging bij de correspondentie Ammonius-Erasmus volledigheidshalve ondergebracht.
  • 9. Zie ook de brief van 6 januari 1529.
  • 10. Zie de brief van 1 oktober 1528 (bijlage).
  • 11. [Allen 1928]dl. 7, 514-515 (nr. 2062).
  • 12. Erasmus Roterodamus Desiderius, Opus epistolarum, dl. 7: 1527-1528, ed. P.S. Allen, Oxonii [Oxford], 1928.
  • 13. Aloïs Gerlo (dir.), La correspondance d'Erasme. Traduction intégrale d'après le texte latin de l'Opus epistolarum de P.S. Allen, H.M. Allen & H.W. Garrod, dl. 7: 1527-1528, Bruxelles, 1978.
  • 14. Zie in bijlage de brieven van 1 en 2 oktober 1528.
  • 15. Zie de verklaring bij de brief van 1 oktober 1528 (bijlage). Zie ook de brief van 13 april 1531.
  • 16. Erasmus Roterodamus Desiderius, Opus epistolarum, dl. 8: 1529-1530, ed. P.S. Allen, Oxonii [Oxford], 1934.
  • 17. Aloïs Gerlo (dir.), La correspondance d'Erasme. Traduction intégrale d'après le texte latin de l'Opus epistolarum de P.S. Allen, H.M. Allen & H.W. Garrod, dl. 8: 1529-1530, Bruxelles, 1979.
  • 18. Erasmus Roterodamus Desiderius, Opus epistolarum, dl. 8: 1529-1530, ed. P.S. Allen, Oxonii [Oxford], 1934.
  • 19. Aloïs Gerlo (dir.), La correspondance d'Erasme. Traduction intégrale d'après le texte latin de l'Opus epistolarum de P.S. Allen, H.M. Allen & H.W. Garrod, dl. 8: 1529-1530, Bruxelles, 1979.
  • 20. Erasmus Roterodamus Desiderius, Opus epistolarum, dl. 8: 1529-1530, ed. P.S. Allen, Oxonii [Oxford], 1934.
  • 21. Aloïs Gerlo (dir.), La correspondance d'Erasme. Traduction intégrale d'après le texte latin de l'Opus epistolarum de P.S. Allen, H.M. Allen & H.W. Garrod, dl. 8: 1529-1530, Bruxelles, 1979.
  • 22. Deze brief maakt geen deel uit van het Brievenboek van Besançon. Hij werd hier uit praktische overweging bij de correspondentie Ammonius-Erasmus volledigheidshalve ondergebracht.
  • 23. Erasmus Roterodamus Desiderius, Opus epistolarum, dl. 9: 1530-1532, ed. P.S. Allen, Oxonii [Oxford], 1938.
  • 24. Aloïs Gerlo (dir.), La correspondance d'Erasme. Traduction intégrale d'après le texte latin de l'Opus epistolarum de P.S. Allen, H.M. Allen & H.W. Garrod, dl. 9: 1530-1532, Bruxelles, 1980.
  • 25. Erasmus Roterodamus Desiderius, Opus epistolarum, dl. 10: 1532-1534, ed. P.S. Allen, Oxonii [Oxford], 1941 (herdruk: Oxford, 1963).
  • 26. Aloïs Gerlo (dir.), La correspondance d'Erasme. Traduction intégrale d'après le texte latin de l'Opus epistolarum de P.S. Allen, H.M. Allen & H.W. Garrod, dl. 10: 1532-1534, Bruxelles, 1981.