Nicholas Love's Myrrour of the Blessed Lyf of Jesu Christ

Elizabeth SALTER, Nicholas Love's "Myrrour of the Blessed Lyf of Jesu Christ". Salzburg, Institut für Englische Sprache und Literatur, 1974. 21 x 15 cm, (4)-339 p. (= Analecta Cartusiana, 10).

Recensent: Frans HENDRICKX
Publicatie: Ons geestelijk erf, 50 (1976), 222-224
Datum van plaatsing: 17.08.2007
Adres recensent: frans.pm.hendrickx@gmail.com

Dit werk, waarmee Salter bijna twee decennia geleden de graad van Master of Arts aan de Londense universiteit behaalde (woord vooraf), is het prachtig resultaat van een methodisch vergelijkende studie van het "Christusleven", als spiritueel-literair genre een uitdrukkingsvorm van eerste rang in de vroomheidsbeleving van de middeleeuwse mens. Haar bijzonder onderzoeksveld is een vroeg-vijftiende-eeuwse-vertaling (of bewerking) van de ps.-Bonaventuriaanse Meditationes Vitae Christi, met name de Myrrour of the Blessed Lyf of Jesu Christ door Nicholas Love, prior van het kartuizerklooster Mount Grace (Ingelby / Yorkshire).

Traditioneel identificeren de eerste hoofdstukken werk en auteur. In zijn meest volkomen handschriftelijke vorm is de Myrrour overgeleverd samen met een klein betoog over het Sacrament, door Love zelf aan zijn vertaling toegevoegd (hfst. 1). Er bestaat een brede waaier van een vijftigtal manuscripten (volledige kopieën en uittreksels in andere codices) die grotendeels op taalkundige gronden gesitueerd moeten worden in Oost-Midden-Engeland. Alle dateren ze uit de 15e eeuw en ze worden heden hoofdzakelijk bewaard in Engelse bibliotheek- en college-instellingen; sommige zijn in het bezit van particulieren. Onder de drukken tellen we enkele incunabelen (Caxton, Pynson, de Worde). Dan volgt er praktisch een diepe kloof tot de edities van 1911 (Powell: onkritisch) en 1926 (Parkminster: gemoderniseerd).

Over de persoon van Nicholas Love weten we zeer weinig (hfst. 2), althans uit de officiële documenten. Het best zijn we over hem als geestelijk schrijver en religieus van zijn tijd ingelicht door de Myrrour zelf. Op het ogenblik dat hij het bestuur van Mount Grace in 1409 (tot 1421) waarnam, waren de bloeiendste jaren van deze priorij, alhoewel recent gesticht in 1398, reeds voorbij: rond de eeuwwisseling was de kartuis in diskrediet gebracht door haar adellijke stichter wegens dezes rebellerende houding tegenover Hendrik IV. Love getroostte er zich uiteraard veel moeite voor om deze scheve situatie recht te trekken. Gelukkig voorzag zijn Myrrour, gekeerd tegen de Lollard-ketterij, in een dringende behoefte aan een uitgebreid en degeijk gecommentarieerd verhaal over het leven van Jezus en vestigde het bijvoegsel van zijn geschrift de aandacht op het specifieke sacrament van Christus' Lichaam. Zijn boek droeg dan ook in 1410 de goedkeuring weg van Lord Chancellor Thomas Arundel, aartsbisschop van Canterbury, die onlangs officieel had gereageerd tegen de Lollards. Love beheerste in deze apologetisch-strijdlustige atmosfeer de eigentijdse religieuze literatuur op een uitstekende wijze: hij was zowel belezen in de klassieke auteurs van de Latijnse middeleeuwen (Augustinus, Gregorius, Bernardus, Thomas van Aquino) als in de nationale Latijnse productie. In de Engels-Latijnse traditie zijn onder meer vertegenwoordigd: heiligenlevens (bisschop Hugo van Lincoln, waarvan Salter in tegenstelling tot de andere door Love gebruikte geschriften geen editie vermeldt die nochtans bestaat van de hand van D. L. Douie en H. Farmer, Magna Vita sancti Hugonis. The Life of St. Hugh of Lincoln, 2 dln., Londen, 1961¬1962), Richard Rolle de Hampole (Pater Noster?, Incendium Amoris waarvan een recentere editie voorhanden is dan deze uit 1914 medegedeeld op p. 36, n. 51: E. Schnell, Leipzig, 1932), Suso (Horologium Sapientiae in vertaling, waaruit vooral de Treatise of the Seven Points of True Love and Everlasting Wisdom, onbegrijpelijk scriptum finaliter in Monte gracie ... anno domini M°CCC° XIX° zoals we op p. 33 duidelijk in tegenspraak met de feiten lezen), Walter Hilton (Treatise of the Mixed Life, Scale of Perfection?) en wellicht ook de Cloud of Unknowing, zeker aanwezig in Mount Grace op het einde van de 15e eeuw toen Richard Methley dit werkje over de mystieke kennis in het Latijn vertaalde en hierbij misschien terugging op een ouder exemplaar (de op p. 37, n. 54 geciteerde editie van Ph. Hodgson uit 1944 is intussen aan haar derde druk toe: 1973).

In hfst. 3 vergelijkt Salter de Myrrour met de Meditationes Vitae Christi. Buiten het feit dat de Meditaties volgens de laatste nog lang niet vaststaande bevindingen oorspronkelijk een Italiaanse compositie zouden zijn van een onbekende franciscaan uit Toscane uit het eerste kwart van de 14e eeuw (zie ook B. Distelbrink, Bonaventurae Scripta authentica, dubia vel spuria critice recensita, Rome, 1975, p. 159-160), interesseert ons voornamelijk het doel dat beide auteurs met hun werk nastreefden. De Meditationes, die niet alleen sterk onder de invloed staan van de bernardijnse en bonaventuriaanse mystiek, maar hiernaast ook de franciscaanse (populariserende) spiritualiteit vertegenwoordigen, waren bestemd voor persoonlijke meditatie. De Myrrour, integendeel, wendde zich tot een breder publiek van leken in de mystiek, zowel geestelijken als wereldlijken, die anderzijds toch voldoende contemplatief ingesteld waren om de meditatieve commentaren te kunnen smaken. Daarenboven is de Myrrour met een polemische bijbedoeling geschreven als een doctrinair correctief op de valse leerstellingen over de sacramenten en de onverantwoorde Engelse bijbelvertalingen.

Als Christusleven behoort de Myrrour tot een bijzonder literair devotiegenre, de zgn. Gospel Harmony, dat het verhaal over het leven en de dood van Christus, getrokken uit de vier evangeliën, in een doorlopende geschiedenis vertelt (hfst. 4). Na een bondig overzicht van de Latijnse en Franse Christuslevens bespreekt Salter uitvoerig de Engelse zowel uit de Oudengelse als uit de Middelengelse periode, welke laatste uiteraard het leeuwendeel van haar onderzoek opeist. Salter brengt de Middelengelse Christuslevens onder in vier groepen, afhankelijk van de wijze waarop het bijbelverhaal al dan niet minder strikt en in deze zin min of meer geparafraseerd werd weergegeven. De Myrrour behoort tot de groep van Christuslevens die het bijbelverhaal parafraseren vanuit een homiletisch aspect en met een emotionele benadering van de inhoud, die het midden houdt tussen een dramatische evocatie en een objectieve weergave en die tegelijkertijd, zonder volledig mystiek te worden, nog hoogstaand spiritueel blijft en theologisch voldoende gefundeerd is.

Geleidelijk neemt de spiritualiteit van Love klaardere vormen aan in hfst. 5, waarin over de devotie tot de "Heilige Mens" in de Myrrour wordt gehandeld. Zo vormt Love schakel binnen een traditie van spirituele literatuur die zich in het Westen tussen de 11e en 15e eeuw ontwikkeld heeft als een vitale voorbereiding tot het bereiken van de zuiverste mystieke vorm van contemplatie. Nochtans bekleedt Love een zeer persoonlijke plaats in deze ontwikkeling: hij wijkt van het spirituele schema van de H. Bernardus af door meer didactisch in te grijpen op het verloop van de meest verfijnde vorm van religieuze ervaring en hij komt tot een compromis in het belang van hen die niet in staat zijn op te klimmen tot het hoogste mystieke niveau.

In de laatste drie hoofdstukken belast Salter zich met het filologisch onderzoek van de Myrrour: Love's plaats in de Engelse traditie van religieuze prozavertalingen (hfst. 6), zijn stijl (hfst. 7) en vertaalmethode (hfst. 8) door de deelstudie van de Die Veneris uit de Passie-sectie van de Myrrour. Hierop volgen, uiteindelijk, nog twee korte appendices over Love's prozastijl in zijn Prayer to the Sacrament (in de Myrrour vertaald uit Suso's Horologium Sapientiae) en over de invloed van de Vulgaat (St.-Lucas) op de Die Lune-kapittels uit de Myrrour. In verband met deze stijlstudie kunnen we met H.J. Roth o. cist., die een gezamenlijke recensie schreef over de laatste nummers van Analecta Cartusiana, zeggen: "Ueber die philologischen Aspekte hinaus wird ein guter Einblick in die Spiritualität des Nicholas Love gewährt" (Citeaux, 26, 1975, p. 237).

De bibliografie, die dit werk afsluit, is rijk gedocumenteerd. Haar logische indeling (edities van de Myrrour; Latijnse, Franse en Engelse literaire bronnen; algemene studies en artikels; handschriftencatalogi; officiële documentatiebronnen) is aanvechtbaar: ons inziens komen de archivalische en literaire bronnen achtereenvolgens best vooraan, hierbij eventueel de uitgaven van de Myrrour uitgelicht om de lezer er attent op te maken. Overigens is het gevolgd bibliografisch systeem, alvast bij de bronnenopgave, totaal in strijd met de richtlijnen voor bibliografische verwijzingen, een minus dat niet onberispt aan een doctorale jury zou voorbijgaan. De lay-out is bovendien weinig geslaagd. Aldus werpt de vormgeving zowat de enige schaduw op dit anders zeer voortreffelijk werk, waarmee het onderzoek naar de kartuizerspiritualiteit een uitermate importante bron rijker is geworden.