Het geheim van de stilte. De besloten wereld van de Roermondse kartuizers
K. PANSTERS (red.), Het geheim van de stilte. De besloten wereld van de Roermondse Kartuizers. Verschenen ter gelegenheid van de tentoonstelling in het voormalige kartuizerklooster 'O.L. Vrouw van Bethlehem' te Roermond, maart -juni 2009. Zwolle, Waanders Uitgevers; Roermond, Stichting De Roermondse Kartuizers, 2009. 27 x 21 cm, 304 p., afb., krt. ISBN 978 90 400 8488 1.
Recensent (1): Tim PEETERS
Publicatie: Tijdschrift voor theologie, 50 (2010), 262
Datum van plaatsing: 04.08.2010
Adres recensent: timpeeters1@telenet.be
De tentoonstelling Het geheim van de stilte (voorjaar 2009) in het voormalige kartuizerklooster van Roermond, trok maar liefst 12.000 bezoekers. Het goed bewaarde kloosterpand en kerk vormden het ideale decor om het patrimonium van de kartuizers weer tot leven te roepen: schilderijen, kunstobjecten, handschriften en liturgische voorwerpen uit de Nederlanden en ver daarbuiten werden voor de gelegenheid verzameld. Geest en inhoud van deze tentoonstelling werden vastgelegd in een rijk geïllustreerde catalogus. We geven hierbij een beknopt overzicht van de verschillende bijdragen in dit boek.
In een aantal artikelen schetst P. Nissen de historische en spirituele fundamenten van de kartuizerorde, de geschiedenis van de Roermondse Kartuis (1334-1783) en het leven van Sint-Bruno en Dionysius de Kartuizer, bekend als ‘doctor extaticus’ om zijn theologisch-filosofisch œuvre.
K. Pansters wijdt de lezer in de kartuizertheologie binnen: eenzaamheid en stilte, gericht op een leven van gebed en contemplatie in de kluis. L. Zuidema schrijft over de functie van de kunst in de Nederlandse kartuizerkloosters als stimulans tot inkeer en meditatie.
T. Gaens en F. Hendrickx geven de algemene geschiedenis van de kartuizers in de Nederlanden weer, met een beknopt overzicht van alle kloosters en kartuizerauteurs die Nederland en België ooit rijk waren. J. Hogg gaat dieper in op de verschillende priors die de Roermondse kartuis kende en H. Goder schetst de betrekkingen tussen de kartuizers van Roermond en de andere kloosters van de Rijnprovincie.
B. Duckers verhaalt de bouwgeschiedenis van de Roermondse kartuis, P.Thissen de rijke inhoud van de kloosterbibliotheek en R.Dückers de kostbare handschriften die bewaard werden.
Zowel de bijdragen van de verschillende kartuizerspecialisten als de kleurrijke fotoreeks van de tentoonstelling, maken dit boek tot een waardevolle gids voor wie de geest en de geschiedenis van de kartuizers tot de verbeelding wil laten spreken.
Recensent (2): Jo LUYTEN
Publicatie: Trajecta: Religie, cultuur en samenleving in de Nederlanden, 18 (2009) 148-149
Datum van plaatsing: 01.04.2018
Adres recensent: —
Van 27 maart tot en met 21 juni 2009 vond in de voormalige Roermondse kartuizerij een bijzondere tentoonstelling plaats. Ze had het Nederlandse kartuizerleven tot onderwerp. Twaalfduizend bezoekers lieten zich overtuigen om aan de hand van talrijke preciosa en geschriften uit opgeheven en hedendaagse kartuizerkloosters te sporen langsheen de geschiedenis van die strenge kloosterorde. Aan de vooravond van de sluitdag van deze tentoonstelling ‘Het Geheim van de Stilte. De Besloten Wereld van de Roermondse Kartuizers’ arriveerde in Roermond onder dezelfde titel de catalogus van die expositie. Het werd een lijvige bijdrage tot de opmerkelijke geschiedenis van de Roermondse kartuizers. De kartuizerorde mag zich de laatste jaren verheugen in een bijzondere aandacht. Het succes van de film Die Grosse Stille (2005) van cineast Philip Gröning is daaraan niet vreemd. In het kielzog van deze film, die het leven van de bewoners van het moederklooster ‘La Grande Chartreuse’ subtiel en pakkend in beeld bracht, volgden tal van evenementen en initiatieven omtrent de geschiedenis van de kartuizers in de Lage Landen. Denken we bijvoorbeeld maar aan de oprichting van een netwerk van historici-specialisten in de geschiedenis van de kartuizerorde (www.cartusiana.org), alsook aan het boek dat de Utrechtse kerkhistoricus Ton H.M. van Schaik wijdde aan het verhaal rond de stichtingsplannen van een nieuwe kartuizerij op Nederlandse bodem (Het kroost van broeder Joost. Waarom de kartuizers niet terugkwamen naar Nederland. Kampen, 2007). Een tentoonstelling en bijbehorende cataloog over het leven, en vooral de marteldood, van de Roermondse kartuizers zetten de kroon op de lange rij van activiteiten. De cataloog is een fraai vormgegeven boekwerk dat heel wat inlichtingen aanreikt over de geschiedenis van de kartuizerorde in de Nederlanden. In vier algemene hoofdstukken wordt door vooraanstaande (kerk)historici een duidelijk beeld van de geschiedenis van de kloosterorde opgehangen. De lezer wordt op een boeiende en onderhoudende wijze in de theologie, de geschiedenis van de orde in de Nederlanden, alsook in de kunstgeschiedenis binnen de muren van de kartuizerkloosters ingeleid. Liesbeth Zuidema brengt op een intrigerende wijze de betekenis van kunst in de kloosters van de volgelingen van de H. Bruno. Hoe valt het bijvoorbeeld te verklaren dat een zo sober ingestelde kloosterorde zoveel kunstvoorwerpen binnen de muren van haar conventen verzamelde? Als verklaring wijst Zuidema o.a. op de grote reputatie die de kartuizers in vooraanstaande burgerlijke en adellijke milieus hadden (memoriestukken). Ook kunst als begeleider in het meditatieproces en als devotiestuk in de cel van de individuele monnik komt aan de orde. Tom Gaens en Frans Hendrickx brengen in een overzichtelijk, goed onderbouwd en gebald hoofdstuk de geschiedenis van de orde in de Nederlanden. Aan het begin van de veertiende eeuw brachten de kartuizen van Valenciennes, Sint-Omaars en Keulen de doorbraak van de orde van de H. Bruno in de Nederlanden. Gaens en Hendrickx besteden ruime aandacht aan het intellectuele leven van de monniken, nl. het apostolaat van het boek. Met grote zorg kopieerden ze boeken en verzamelden zo al doende grote bibliotheken rond zich. Zelf waren zij ook productieve auteurs, die een grote invloed op de Moderne Devotie uitoefenden. In een bijlage beschrijven de auteurs de kartuizerhuizen die in het huidige Nederland en België hebben bestaan. In de daaropvolgende zeven hoofdstukken wordt de geschiedenis van de Roermondse chartreuse uitgebreid toegelicht. Peter Nissen neemt twee artikels voor zijn rekening. In een eerste brengt hij de algemene overzichtsgeschiedenis van de Roermondse kartuis, die in 1376 door Werner van Salmen, diens recensies en signalementen 149 vrouw en broer Robinus, kanunnik van Maastricht, werd gesticht. De kartuis, toegewijd aan O.-L.- Vrouw van Bethlehem, werd in 1380 in de orde geïncorporeerd. In 1783, onder het jozefistische overheidsbeleid, werd ze opgeheven en werden de monniken uitgezet. Nissen brengt in dit overzichtsartikel ook het verhaal van de Roermondse Martelaren, die op 23 juli 1572 door de troepen van Willem van Oranje werden omgebracht. Het maakte de kartuis van Roermond beroemd tot ver buiten de orde. In een tweede bijdrage richt Nissen zich op de levensgeschiedenis van Dionysius de Kartuizer (1402-1471), ook wel Dionysius van Rijkel geheten. Dionysius van Rijkel was een van de meest vooraanstaande schrijvers van de vijftiende eeuw. De auteurs James Hogg en Harald Goder plaatsen de geschiedenis van de Roermondse kartuizers in een ruimere ordecontext. Hogg analyseert de besluiten van de generale kapittels en excerpeert er de gegevens met betrekking tot de Roermondse kartuizers. Het werd een lange opsomming van feiten en gebeurtenissen. In navolging van de opmerking van Albert Gruys, uitgever van een befaamd heuristisch naslagwerk over de orde, bestudeert Goder de persoonlijke, financiële, geestelijke en spirituele relaties die de Roermondse monniken hadden met de medebroeders uit de Provincia Rheni, de Rijnprovincie, waartoe de Roermonders vanaf 1400 tot hun opheffing in 1783 behoorden. Birgit Dukers legt zich in een volgend hoofdstuk toe op de bouwgeschiedenis van het kloostercomplex; Peter Thissen en Rob Dückers brengen een bijdrage over respectievelijk de boekenschat en de literaire verdiensten van de Roermondse kloosterlingen. De catalogus brengt in een tweede deel de beschrijvingen van de tentoongestelde preciosa, die in het kader van de expositie vanuit diverse internationale instellingen voor het eerst in Roermond werden gepresenteerd. Deze fraai uitgegeven cataloog verdient alle lof en is een absolute aanwinst voor ieders boekenkast. Eén enkele suggestie nog met betrekking tot de redactie. Maar al te vaak stel ik vast dat in de historiografie met betrekking tot de opheffing van kloosterinstellingen op het einde van de achttiende eeuw, zij het onder jozefistisch staatsingrijpen, zij het onder Franse revolutionaire druk, bijzonder weinig aandacht aan het menselijke kapitaal wordt besteed. Weinig collega’s brengen het relaas van de verdere levensloop van die laatste kloosterlingen en ronden het geschiedenisverhaal af met de vaststelling dat de religieuzen bij vrienden en kennissen onderdak vonden. Ook in de bijdrage over de Roermondse kartuizers is dat het geval. De auteur laat weinig concrete gegevens los over de periode na de uitdrijving van de Roermondse kartuizer monniken. Dat is spijtig, maar typerend. Ik zou willen stellen: stop de oefening niet bij het verhalen van de uitdrijving en de materiële herbestemming van landerijen, gebouwen en pachthoeven, maar doe ook verder en doorgedreven onderzoek naar de lotgevallen van de uitgezette religieuzen. De bronnen zijn mits enig detailonderzoek in overheidsarchieven en archieven van parochiale instellingen terug te vinden. Net deze kennis is m.i. een onmiskenbare en belangrijke schakel in de geschiedenis van het kloosterwezen, een schakel op het breukvlak tussen het ancien régime en het zgn. kloosterreveil van de negentiende eeuw. Het is dan ook belangrijk deze band te leggen aan de hand van de (verdere) levensverhalen van die grote groep religieuzen die onder Jozef II en de Franse Republiek aan de kloosterpoort werden gezet. De achttiendeeeuwse geschiedenis van de religieuze instituten kent na 1796 een staartje. Dat ook de Roermonse kartuis dat staartje heeft, verdient onze bijzondere aandacht.
Recensent (3): Rudolf VAN DIJK
Publicatie: Signum — De Roermondse kartuizers
Datum van plaatsing: 24.12.2009
Adres recensent: —
Sinds de oprichting (1970) van de reeks Analecta Cartusiana door de erudiete kartuizerkenner James Hogg heeft het onderzoek van geschiedenis en spiritualiteit van de Orde der Kartuizers een hoge vlucht genomen. In de afgelopen veertig jaren hebben wetenschappers in de meeste landen waar de kartuizers in het verleden vertegenwoordigd waren, congressen en exposities georganiseerd en vooral publicaties doen verschijnen.
Sinds de oprichting (1970) van de reeks Analecta Cartusiana door de erudiete kartuizerkenner James Hogg heeft het onderzoek van geschiedenis en spiritualiteit van de Orde der Kartuizers een hoge vlucht genomen. In de afgelopen veertig jaren hebben wetenschappers in de meeste landen waar de kartuizers in het verleden vertegenwoordigd waren, congressen en exposities georganiseerd en vooral publicaties doen verschijnen. De vruchten van deze intensieve onderzoeksperiode zijn heuristisch merendeels bijeengebracht in het Monasticon Cartusiense (2004-2008) onder redactie van James Hogg en Gerhard Schlegel. In deze decennia is Nederland verhoudingsgewijs weinig actief geweest. Dit veranderde in 2004 met de oprichting van de Stichting De Roermondse Kartuizers. Deze stelde zich ten doel de voormalige kartuis Bethlehem te Roermond aan de vergetelheid te ontrukken en niet alleen een forse bijdrage te leveren aan het internationaal wetenschappelijk onderzoek, maar ook tegemoet te komen aan de toenemende publieke belangstelling, die mede door de indrukwekkende film Die grosse Stille van Philip Gröning sinds 2005 aanmerkelijk is gegroeid.
Van de negen kartuizen die Nederland in de middeleeuwen heeft gekend, is bouwhistorisch gezien weinig bewaard gebleven. Een bescheiden uitzondering is de kartuis Bethlehem (1376-1783) te Roermond, waarvan alleen de grote kruisgang, maar zonder de cellen van de monniken (Galilea maior), en een groot deel van de gemeenschapsruimten (Galilea minor) nog herkenbaar aanwezig zijn. Deze gebouwen fungeerden als diocesaan grootseminarie (1841-1968) en dienen thans overwegend als kantoorruimte van het bisdom Roermond. Deze voormalige kloostergebouwen — kruisgang, kloosterkerk, broederskapel, kapittelzaal, refter, keuken — boden een passend decor voor een evenement dat in Nederland nog niet eerder vertoond was.
De dubbele doelstelling van de Stichting De Roermondse Kartuizers leidde in 2009 tot zowel een internationaal congres (Roermond, 19-21 juni), waarvan de bijdragen afzonderlijk gebundeld zullen worden, als ook een grote publiekstentoonstelling (Roermond, 28 maart - 21 juni), waarvan het begeleidende boek helaas pas kort voor de sluiting kon verschijnen. Terecht is deze omvangrijke en met 235 foto’s geïllustreerde publicatie niet voorzien van de aanduiding 'catalogus'. Want meer dan de helft van de omvang biedt ruimte aan elf substantiële wetenschappelijke bijdragen.
Voor een inspirerend Ten geleide (6) tekende dom Marcellin Theeuwes, de huidige (Nederlandse) prior van de Grande Chartreuse bij Grenoble en als zodanig tevens prior generaal van de kartuizers. Na een algemene historische schets van de kartuizerorde (12-21) door P. Nissen en een presentatie van haar theologie (22-29) door K. Pansters plaatsen T. Gaens en F. Hendrickx de twintig voormalige kartuizen van de Nederlanden in hun historische context (30-47), terwijl L. Zuidema de functie van kunst in de Nederlandse kartuizen (48-61) aan het orde stelt. Na deze meer algemene bijdragen zijn de overige gewijd aan de Roermondse kartuis. Het historisch kader wordt geschetst door P. Nissen (62-77) en aangevuld vanuit de Chartae van het generaal kapittel (78-89) door J. Hogg. Zijn rijke notities kunnen door gebrek aan bronnen in de 17de en 18de eeuw tot geen andere conclusie leiden dan dat de kartuizerobservantie in Roermond ook na de moord op de twaalf kartuizers door troepen van Willem van Oranje (23 juli 1572) tot aan de opheffing (1783) "in het algemeen toch van een respectabel niveau" moet zijn geweest. Vanuit relaties met andere vestigingen in de cartusiaanse Provincia Rheni (90-101) onderzocht H. Goder het 'netwerk' van Bethlehem, waarbij het tabellarisch overzicht (95) wat aan helderheid te wensen overlaat. Op basis van haar recent onderzoek geeft B. Dukers op boeiende wijze een helder verslag van de bouwgeschiedenis van de Roermondse kartuis (102-121), waarin veel nieuwe inzichten zijn aangedragen. B. Thissen schetst vanuit de cultuurgeschiedenis de eigen wereld van de cartusiaanse boekcultuur in Roermond (122-139) en komt aan de hand van bibliotheekscatalogi tot een meer genuanceerde visie dan wij gewend zijn. Tegen deze achtergrond geeft R. Dückers de handschriften van deze kartuis (140-157) hun eigen plaats. Het bijdragendeel wordt afgesloten met een fijnzinnige schets (158-165) door P. Nissen van Dionysius de Kartuizer (1402/3-1471), die hij terecht "de roem van de Roermondse kartuis" noemt.
Het catalogusdeel omvat beschrijvingen door een vijftal deskundigen van de tachtig objecten die genoemde Stichting uit binnen-en buitenland bijeen heeft weten te brengen. Aan veruit de meeste nummers zijn afbeeldingen bijgevoegd, die in het algemeen van uitstekende kwaliteit zijn, evenals trouwens het overige beeldmateriaal. Op enkele plaatsen verraadt een opvallend witte ruimte de plek waar afbeeldingen hadden moeten (of kunnen) staan (nrs. 32, 54, 57, 80), althans wanneer wij afgaan op de begeleidende teksten. Deze hangen nu enigszins in de lucht, omdat de verwijzing naar de objecten een afbeelding ervan veronderstelt. In enkele beschrijvingen van gecombineerde objecten is terecht gekozen voor een enkele exemplarische afbeelding.
Veel vroege bezoekers van de tentoonstelling zullen dit begeleidende boek gemist hebben. Ook nadat de expositie ontmanteld is, blijft het evenwel een publicatie van blijvende waarde, vooral door de overwegend voortreffelijke bijdragen. Hiermee heeft Nederland zijn volwaardige plaats in de internationale Kartäuserforschung hopelijk definitief ingenomen.