Contra perfidiam Mahometi, et contra multa dicta Sarracenorum libri quatuor

Bewaarplaats: UB Leiden
Afdeling: Westerse Handschriften
Bewaarnummer: BPL 2611
Catalogusnummer:
Folia: 2r-147r

Literatuur
BNM: BPL 2611
[Emery 1991]182, 231

Perkament; derde kwart 15e eeuw; 195 folia; katernen: 22 IV, 1 V, 1 V-1, d.w.z. 22 katernen van vier dubbelbladen (quaternen), één katern van vijf dubbelbladen (quinternen), één katern van vijf dubbelbladen waarvan het laatste blad (fol. 196) is weggesneden; folia 1 en 195 zijn onbeschreven; zowel voorin als achterin twee papieren schutbladen; perkamenten band uit de 17e eeuw. — Littera hybrida; rubrieken; rode en blauwe initialen van ca. 20 mm aan het begin der artikels; aan het begin van elk boek een blauwe initiaal van ca. 40 mm, gevuld met rode bladversiering en waaromheen rood penwerk dat de zijmarge en soms ook de ondermarge vult.1 — Het manuscript bevat naast dit traktaat ook nog Dionysius' Dialogus disputationis inter Christianum et Sarracenum de lege Christi et contra perfidiam Mahometi (fol. 147v-194r). 2 Het hier betreffende werk is opgedragen aan paus Nicolaus V, wiens pontificaat duurde van 1447 tot † 1455. Hieruit kan worden geconcludeerd dat dit geschrift in deze periode tot stand kwam.3 De eerste uitgave ervan verscheen te Keulen in 1533 bij Petrus Quentel onder de gewijzigde titel Contra Alcoranum et sectam Machometicam libri V.4 Een herdruk naar deze uitgave verscheen in 1908 te Doornik als een onderdeel van de editie van Dionysius' Opera omnia: Opera minora.5 — Het handschrift heeft blijkens een inscriptie op fol. 1v toebehoord aan het regulierenklooster van Sint-Salvator of Mynnendael in Eemstein bij Dordrecht onder Zwijndrecht: Liber canonicorum Regularium in Eemsteyn prope dordracum in zwindraco. Dat wil niet zeggen dat het manuscript hier werd vervaardigd, want bijvoorbeeld hs. Leiden, UB, Voss. Lat. Q 57 dat uit dezelfde tijd dateert en ook in het bezit van Eemstein is geweest6, vertoont een heel andere hand en stijl van versiering. Met andere woorden, het is goed mogelijk dat de codex werd geschreven in een of ander Zuid-Hollands schrijfatelier. In 1572 werd Mynnendael door de Watergeuzen overvallen en bijna volledig verwoest, wat uiteindelijk in 1577 gebeurde.7 Onder voornoemd bezittersmerk staat er nog een tweede: H.L.E.I.RS, dat verduidelijkt wordt op het dekblad van het achterste plat onderaan: Emi hunc librum tribus florensis I.RS. Welke bezitter met deze initialen wordt bedoeld, is voorlopig niet te achterhalen. Vermoedelijk is hij de eigenaar die het handschrift in de 17e eeuw van een perkamenten band voorzag. Een nog latere bezitter schreef op de rug van de band: Liber Canonicorum Regularium. Volgens de technische fiche van de Leidse BNM was het manuscript verder nog in het bezit van Filips van Marnix van Sint Aldegonde († 1598) en van de rooms-katholieke pastorie in Heemskerk.8 Nadien kwam het handschrift terecht in het antiquariaat Coebergh te Haarlem en werd het in 1956 verworven door universiteitsbibliotheek van Leiden. — © Frans Hendrickx

  • 1. Het rode bladwerk is gelijk aan de versiering in hs. Leiden, UB, Letterk. 244 (2e helft 15e eeuw), dat afkomstig is uit het regulierenklooster in Den Hem bij Schoonhoven. Ook het ietwat spitse hybrida-schrift hebben beide handschriften gemeen.
  • 2. Zie aldaar.
  • 3. ...
  • 4. ...
  • 5. ...
  • 6. ...
  • 7. ...
  • 8. ...