Zepperen

In Zepperen is er in feite nooit iets anders geweest dan een refuge voor de kartuis van Glandier. Op 1 juli 1901 waren er 37 religieuzen in dit klooster: 21 koor- en 16 broedermonniken. In september werd besloten dat deze groep zich zou vestigen in het oude klooster van de begaarden in Zepperen dat een soort kasteel was geworden. De nieuwe bewoners kwamen in drie groepen aan en konden zich installeren, maar niet zonder moeite en inspanningen. Er werd onmiddellijk besloten dat er geen noviciaat zou zijn. De omstandigheden van hun verblijf lieten niet toe er een echt kartuizerbestaan te leiden: er waren geen cellen, alleen kleine kamertjes, stilte en eenzaamheid waren vaak ver te zoeken want gedurende maanden moest de bagage uitgepakt worden en het huis enigszins aangepast worden aan de nieuwe bestemming met veel schilder- en verbouwingswerken. Het generaal kapittel stelde vast dat Zepperen nooit een echte kartuis zou worden en in 1905 besliste het dit huis op te heffen en de monniken te verspreiden over andere kartuizen. Tussen mei en augustus 1905 had de uittocht plaats. Elke bewoner van de refuge te Zepperen kreeg een nieuw verblijf toegewezen; de meesten waren gelukkig Zepperen te kunnen verlaten, hoewel deze noodoplossing welkom was geweest.